SAND-data De Rijp (E069p)

schriftelijke enquête | mondelinge enquête | telefonische enquête

data schriftelijke enquête

zinsnr.testzinantwoorden
035 (x01a) Jan herinnert zich dat verhaal wel (inf. 03517) vertaling: Jan ken z'n eigen dat verhoal wel erinnere
opm.: reflexief: z'n eigen
035 (x01a) Jan herinnert zich dat verhaal wel (inf. 02911) vertaling: Jan weet nog wel van dat verhaal af
036 (x01b) Marie en Piet wijzen naar ... (inf. 03517) vertaling: Merie en Piet ziene mekaar veur de kerrek
036 (x01b) Marie en Piet wijzen naar ... (inf. 02911) vertaling: Marie en Piet zien(e) mekaar voor de kerk
037 (x01c) Toon wast ... (inf. 03517) vertaling: Toon wast z'n eigen
opm.: reflexief: z'n eigen
037 (x01c) Toon wast ... (inf. 02911) vertaling: Toon wast ze eige
opm.: reflexief: z'n eigen
038 (x01d) De timmerman heeft geen spijkers bij zich (inf. 02911) vertaling: De t. hep geen spaikers bai 'm
opm.: reflexief: hem
038 (x01d) De timmerman heeft geen spijkers bij zich (inf. 03517) vertaling: De timmerman het gien spiekers bij um
opm.: reflexief: hem
039 (x01e) Fons zag een slang naast ... (inf. 03517) vertaling: Fons zag 'n slang naast um
opm.: reflexief: hem
039 (x01e) Fons zag een slang naast ... (inf. 02911) vertaling: Fons zag 'n slang naast 'm
opm.: reflexief: hem
040 (x01f) Erik liet mij voor zich werken (inf. 03517) vertaling: erik liet mijn veur um werreke
opm.: reflexief: hem
040 (x01f) Erik liet mij voor zich werken (inf. 02911) vertaling: Erik liet main voor 'm werke
opm.: reflexief: hem
041 (x01g) Johanna liet zich meedrijven op de golven (inf. 02911) vertaling: J. liet d'r eige meedraive op de golve
opm.: reflexief: haar eigen
041 (x01g) Johanna liet zich meedrijven op de golven (inf. 03517) vertaling: J liet d'r eigen meedrieve op de golleve
opm.: reflexief: haar eigen
042 (x01h) Toon bekeek zichzelf eens goed in de spiegel (inf. 02911) vertaling: T bekeek 'm 'ers goed in de spiegel
opm.: zowel hem als z'n eigen reflexief: hem reflexief: z'n eigen
042 (x01h) Toon bekeek zichzelf eens goed in de spiegel (inf. 03517) vertaling: Toon bekeek z'n eigen d'r 's goed in de spiegel
opm.: reflexief: z'n eigen
042 (x01h) Toon bekeek zichzelf eens goed in de spiegel (inf. 02911) vertaling: T bekeek 'm 'ers goed in de spiegel
opm.: zowel hem als z'n eigen reflexief: hem reflexief: z'n eigen
042 (x01h) Toon bekeek zichzelf eens goed in de spiegel (inf. 02911) vertaling: T bekeek ze eige 'ers goed in de spiegel
opm.: zowel hem als z'n eigen reflexief: hem reflexief: z'n eigen
042 (x01h) Toon bekeek zichzelf eens goed in de spiegel (inf. 02911) vertaling: T bekeek ze eige 'ers goed in de spiegel
opm.: zowel hem als z'n eigen reflexief: hem reflexief: z'n eigen
043 (x01i) Jan heeft in twee minuten een biertje gedronken (inf. 03517) vertaling: J'et in 2 minute 'n biertje dronken
043 (x01i) Jan heeft in twee minuten een biertje gedronken (inf. 02911) vertaling: Jan heb in twei menute 'n biertje op
044 (x01j) Deze schoenen lopen gemakkelijk (inf. 02911) vertaling: Deuze skoene lope lekker
044 (x01j) Deze schoenen lopen gemakkelijk (inf. 03517) vertaling: Deuze skoene lope gemakkelijk
045 (x01k) Eduard kent zichzelf goed (inf. 03517) vertaling: E ken z'n eigen goed
opm.: reflexief: z'n eigen
045 (x01k) Eduard kent zichzelf goed (inf. 02911) vertaling: E kent ze eige goed
opm.: reflexief: z'n eigen
046 (x01l) Ward heeft gehoord dat er foto's van zichzelf in de etalage staan (inf. 03517) vertaling: W'et orrd datte d'r foto's van um in de etalage stane
opm.: reflexief: hem
046 (x01l) Ward heeft gehoord dat er foto's van zichzelf in de etalage staan (inf. 02911) vertaling: W hep (ge)hoord dat 'r foto's van 'm in de e. st.
opm.: prefix ge optioneel reflexief: hem
047 (x01m) Die aardappelen schillen niet gemakkelijk (inf. 02911) vertaling: Die piepers skille niet zo lekker
047 (x01m) Die aardappelen schillen niet gemakkelijk (inf. 03517) vertaling: Die eerappele skille niet makkelijk
884 (x01n) Dit glas breekt als het op de grond valt (inf. 03517) vertaling: Dut glas breekt as 't op de grond valt
884 (x01n) Dit glas breekt als het op de grond valt (inf. 02911) vertaling: Dut glas breekt as 't op de grond valt
052 (x02a) Dokter, leef ik wel gezond genoeg? (inf. 02911) vertaling: Dokter, leef ik wel gezond genoeg?
052 (x02a) Dokter, leef ik wel gezond genoeg? (inf. 03517) vertaling: Dokter, leef'k wel gezond genoeg?
054 (x02b) Al jaren leeft hij van de erfenis van zijn vader (inf. 03517) vertaling: Al jeer leeftie van de erfenis van z'n vader
054 (x02b) Al jaren leeft hij van de erfenis van zijn vader (inf. 02911) vertaling: Al jare leeft ie van de erfenis van ze vader
056 (x02c) Deze week leeft zij op water en brood (inf. 02911) vertaling: Deze week leeft zij op water en brood
056 (x02c) Deze week leeft zij op water en brood (inf. 03517) vertaling: Deuze week leeft ze op water en brood
058 (x02d) Leeft het nog? (inf. 02911) vertaling: Leeft het nog?
058 (x02d) Leeft het nog? (inf. 03517) vertaling: Leeft 't nag
060 (x02e) Hoelang leven jullie nu al van die erfenis? (inf. 02911) vertaling: Hoelang leven jullie nou al van die erfenis?
060 (x02e) Hoelang leven jullie nu al van die erfenis? (inf. 03517) vertaling: Hoelang leve jelui nou al van de errefenis
062 (x02f) In Bretagne leven ze vooral van de visvangst (inf. 02911) vertaling: In Bretagne leven ze vooral van de visvangst
062 (x02f) In Bretagne leven ze vooral van de visvangst (inf. 03517) vertaling: In B leve ze veral van de visvangst
064 (x02g) Na het eten ga ik slapen (inf. 02911) vertaling: Na't ete gaan ik slape
064 (x02g) Na het eten ga ik slapen (inf. 03517) vertaling: N 't eten gaan ik slepen
065 (x02h) Zou ik dat wel kunnen doen? (inf. 02911) vertaling: Zou ik dat wel doen kenne?
065 (x02h) Zou ik dat wel kunnen doen? (inf. 03517) vertaling: Zou ik dat wel doen kenn
066 (x02i) Hij liet zijn huis afbreken (inf. 02911) vertaling: Hij liet zijn huis afbreken
066 (x02i) Hij liet zijn huis afbreken (inf. 03517) vertaling: IJ liet z'n uus afbreke
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 03517) vertaling: Ik weet dat J art werreke kenne moet
komt voor: n
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 02911) vertaling: ik weet dat jan hard werke kenne moet
komt voor: j
gebr.: 3
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 02911) vertaling: ik weet dat jan hard werke kenne moet
komt voor: j
gebr.: 3
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 03517) vertaling: Ik weet dat J art werreke kenne moet
komt voor: n
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 02911) vertaling: ik weet dat jan hard werke kenne moet
komt voor: j
gebr.: 3
076 (x03b) Ik weet dat Jan hard moet werken kunnen (inf. 03517) komt voor: n
076 (x03b) Ik weet dat Jan hard moet werken kunnen (inf. 02911) komt voor: n
076 (x03b) Ik weet dat Jan hard moet werken kunnen (inf. 03571) komt voor: n
078 (x03c) Ik weet dat Jan hard kunnen moet werken (inf. 02911) komt voor: n
078 (x03c) Ik weet dat Jan hard kunnen moet werken (inf. 03571) komt voor: n
078 (x03c) Ik weet dat Jan hard kunnen moet werken (inf. 03517) komt voor: n
079 (x03d) Ik weet dat Jan hard kunnen werken moet (inf. 02911) komt voor: n
079 (x03d) Ik weet dat Jan hard kunnen werken moet (inf. 03571) komt voor: n
079 (x03d) Ik weet dat Jan hard kunnen werken moet (inf. 03517) komt voor: n
081 (x03e) Ik weet dat Jan hard werken kunnen moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
081 (x03e) Ik weet dat Jan hard werken kunnen moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
081 (x03e) Ik weet dat Jan hard werken kunnen moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
081 (x03e) Ik weet dat Jan hard werken kunnen moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
081 (x03e) Ik weet dat Jan hard werken kunnen moet (inf. 03571) komt voor: n
083 (x03f) Ik weet dat Jan hard werken moet kunnen (inf. 03571) komt voor: n
083 (x03f) Ik weet dat Jan hard werken moet kunnen (inf. 02911) komt voor: n
083 (x03f) Ik weet dat Jan hard werken moet kunnen (inf. 03517) komt voor: n
879 (x04(iii)a) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur moet bouwen (inf. 02911) komt voor: n
879 (x04(iii)a) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur moet bouwen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
879 (x04(iii)a) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur moet bouwen (inf. 03517) komt voor: n
879 (x04(iii)a) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur moet bouwen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 03571) komt voor: n
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
088 (x04(iii)c) Ik weet dat Jan moet een nieuwe schuur bouwen (inf. 02911) komt voor: n
088 (x04(iii)c) Ik weet dat Jan moet een nieuwe schuur bouwen (inf. 03571) komt voor: n
088 (x04(iii)c) Ik weet dat Jan moet een nieuwe schuur bouwen (inf. 03517) komt voor: n
089 (x04(iii)d) Ik weet dat Jan bouwen een nieuwe schuur moet (inf. 03571) komt voor: n
089 (x04(iii)d) Ik weet dat Jan bouwen een nieuwe schuur moet (inf. 03517) komt voor: n
089 (x04(iii)d) Ik weet dat Jan bouwen een nieuwe schuur moet (inf. 02911) komt voor: n
091 (x04(iv)a) Ik vind dat Marie naar Jef moet bellen (inf. 02911) komt voor: n
091 (x04(iv)a) Ik vind dat Marie naar Jef moet bellen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
091 (x04(iv)a) Ik vind dat Marie naar Jef moet bellen (inf. 03517) komt voor: n
091 (x04(iv)a) Ik vind dat Marie naar Jef moet bellen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 03571) komt voor: n
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
093 (x04(iv)c) Ik vind dat Marie moet naar Jef bellen (inf. 02911) komt voor: n
093 (x04(iv)c) Ik vind dat Marie moet naar Jef bellen (inf. 03571) komt voor: n
093 (x04(iv)c) Ik vind dat Marie moet naar Jef bellen (inf. 03517) komt voor: n
094 (x04(iv)d) Ik vind dat Marie bellen naar Sjef moet (inf. 02911) komt voor: n
094 (x04(iv)d) Ik vind dat Marie bellen naar Sjef moet (inf. 03571) komt voor: n
094 (x04(iv)d) Ik vind dat Marie bellen naar Sjef moet (inf. 03517) komt voor: n
095 (x04(ix)a) Jan zei dat Marie naar een bakker moest gaan (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
095 (x04(ix)a) Jan zei dat Marie naar een bakker moest gaan (inf. 02911) komt voor: n
095 (x04(ix)a) Jan zei dat Marie naar een bakker moest gaan (inf. 03517) komt voor: n
095 (x04(ix)a) Jan zei dat Marie naar een bakker moest gaan (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 03571) komt voor: n
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
097 (x04(ix)c) Jan zei dat Marie moest naar een bakker gaan (inf. 02911) komt voor: n
097 (x04(ix)c) Jan zei dat Marie moest naar een bakker gaan (inf. 03517) komt voor: n
097 (x04(ix)c) Jan zei dat Marie moest naar een bakker gaan (inf. 03571) komt voor: n
098 (x04(ix)d) Jan zei dat Marie gaan naar een bakker moest (inf. 03571) komt voor: n
098 (x04(ix)d) Jan zei dat Marie gaan naar een bakker moest (inf. 02911) komt voor: n
098 (x04(ix)d) Jan zei dat Marie gaan naar een bakker moest (inf. 03517) komt voor: n
100 (x04(v)a) Ik weet dat Jan jammer genoeg moet vertrekken (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
100 (x04(v)a) Ik weet dat Jan jammer genoeg moet vertrekken (inf. 03517) komt voor: n
100 (x04(v)a) Ik weet dat Jan jammer genoeg moet vertrekken (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
100 (x04(v)a) Ik weet dat Jan jammer genoeg moet vertrekken (inf. 02911) komt voor: n
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 02911) komt voor: n
gebr.: 5
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 02911) komt voor: n
gebr.: 5
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 03571) komt voor: n
102 (x04(v)c) Ik weet dat Jan moet jammer genoeg vertrekken (inf. 03571) komt voor: n
102 (x04(v)c) Ik weet dat Jan moet jammer genoeg vertrekken (inf. 03517) komt voor: n
102 (x04(v)c) Ik weet dat Jan moet jammer genoeg vertrekken (inf. 02911) komt voor: n
103 (x04(v)d) Ik weet dat Jan vertrekken jammer genoeg moet (inf. 02911) komt voor: n
103 (x04(v)d) Ik weet dat Jan vertrekken jammer genoeg moet (inf. 03571) komt voor: n
103 (x04(v)d) Ik weet dat Jan vertrekken jammer genoeg moet (inf. 03517) komt voor: n
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 03517) komt voor: n
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 02911) komt voor: n
gebr.: 5
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 02911) komt voor: n
gebr.: 5
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 03571) komt voor: n
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
107 (x04(vi)c) Ik weet dat Hans mag niet komen (inf. 03517) komt voor: n
107 (x04(vi)c) Ik weet dat Hans mag niet komen (inf. 03571) komt voor: n
107 (x04(vi)c) Ik weet dat Hans mag niet komen (inf. 02911) komt voor: n
110 (x04(vi)d) Ik weet dat Hans komen niet mag (inf. 03571) komt voor: n
110 (x04(vi)d) Ik weet dat Hans komen niet mag (inf. 02911) komt voor: n
110 (x04(vi)d) Ik weet dat Hans komen niet mag (inf. 03517) komt voor: n
112 (x04(vii)a) Ik weet dat Jan varkens wil kopen (inf. 03571) komt voor: j
112 (x04(vii)a) Ik weet dat Jan varkens wil kopen (inf. 02911) komt voor: n
112 (x04(vii)a) Ik weet dat Jan varkens wil kopen (inf. 03517) komt voor: n
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 03571) komt voor: n
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
114 (x04(vii)c) Ik weet dat Jan wil varkens kopen (inf. 03571) komt voor: n
114 (x04(vii)c) Ik weet dat Jan wil varkens kopen (inf. 02911) komt voor: n
114 (x04(vii)c) Ik weet dat Jan wil varkens kopen (inf. 03517) komt voor: n
115 (x04(vii)d) Ik weet dat Jan kopen varkens wil (inf. 02911) komt voor: n
115 (x04(vii)d) Ik weet dat Jan kopen varkens wil (inf. 03517) komt voor: n
115 (x04(vii)d) Ik weet dat Jan kopen varkens wil (inf. 03571) komt voor: n
117 (x04(viii)a) Ik weet dat Eddy brood wil eten (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
117 (x04(viii)a) Ik weet dat Eddy brood wil eten (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
117 (x04(viii)a) Ik weet dat Eddy brood wil eten (inf. 02911) komt voor: n
117 (x04(viii)a) Ik weet dat Eddy brood wil eten (inf. 03517) komt voor: n
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 03571) komt voor: n
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
086 (x04(viii)c) Ik weet dat Eddy morgen wil brood eten (inf. 03571) komt voor: n
086 (x04(viii)c) Ik weet dat Eddy morgen wil brood eten (inf. 02911) komt voor: n
086 (x04(viii)c) Ik weet dat Eddy morgen wil brood eten (inf. 03517) komt voor: n
121 (x04(viii)d) Ik weet dat Eddy eten brood wil (inf. 03571) komt voor: n
121 (x04(viii)d) Ik weet dat Eddy eten brood wil (inf. 02911) komt voor: n
121 (x04(viii)d) Ik weet dat Eddy eten brood wil (inf. 03517) komt voor: n
123 (x04(x)a) Eddy moet vroeg kunnen opstaan (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
123 (x04(x)a) Eddy moet vroeg kunnen opstaan (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
123 (x04(x)a) Eddy moet vroeg kunnen opstaan (inf. 02911) komt voor: n
123 (x04(x)a) Eddy moet vroeg kunnen opstaan (inf. 03517) komt voor: n
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 03571) komt voor: n
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
087 (x04(x)c) Eddy moet kunnen vroeg opstaan (inf. 03571) komt voor: n
087 (x04(x)c) Eddy moet kunnen vroeg opstaan (inf. 02911) komt voor: n
087 (x04(x)c) Eddy moet kunnen vroeg opstaan (inf. 03517) komt voor: n
126 (x04(x)d) Eddy moet opstaan vroeg kunnen (inf. 02911) komt voor: n
126 (x04(x)d) Eddy moet opstaan vroeg kunnen (inf. 03517) komt voor: n
126 (x04(x)d) Eddy moet opstaan vroeg kunnen (inf. 03571) komt voor: n
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 03517) komt voor: n
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 03571) komt voor: n
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
130 (x04(xi)c) Ik zei dat Willy moest de auto verkopen (inf. 03571) komt voor: n
130 (x04(xi)c) Ik zei dat Willy moest de auto verkopen (inf. 03517) komt voor: n
130 (x04(xi)c) Ik zei dat Willy moest de auto verkopen (inf. 02911) komt voor: n
131 (x04(xi)d) Ik zei dat Willy verkopen de auto moest (inf. 03517) komt voor: n
131 (x04(xi)d) Ik zei dat Willy verkopen de auto moest (inf. 02911) komt voor: n
131 (x04(xi)d) Ik zei dat Willy verkopen de auto moest (inf. 03571) komt voor: n
133 (x05a) Jan heeft geeneen boek meer (inf. 02911) vertaling: Jan heeft geen enkele boek meer
133 (x05a) Jan heeft geeneen boek meer (inf. 03517) vertaling: J'et gienien boek meer
133 (x05a) Jan heeft geeneen boek meer (inf. 02911) vertaling: Jan heeft geeneen boek meer
133 (x05a) Jan heeft geeneen boek meer (inf. 02911) vertaling: Jan heeft geeneen boek meer
133 (x05a) Jan heeft geeneen boek meer (inf. 02911) vertaling: Jan heeft geen enkele boek meer
134 (x05b) Jan en heeft geen boek meer (inf. 02911) vertaling:
opm.: 'komrt niet voor'
135 (x05c) Boeken heeft Jan geen (inf. 02911) vertaling: Jan heb geen boek
135 (x05c) Boeken heeft Jan geen (inf. 03517) vertaling: Boeke et J niet
136 (x05d) Jan en heeft niet veel geld niet meer (inf. 03517) vertaling: J'et niet veul geld meer
136 (x05d) Jan en heeft niet veel geld niet meer (inf. 02911) vertaling: Jan heb niet veel geld meer
144 (x05e) Er mag niemand spreken niet over dit probleem (inf. 03517) vertaling: D'r mag gien mins spreke over dut probleem
144 (x05e) Er mag niemand spreken niet over dit probleem (inf. 02911) vertaling: Geeneen mag over dit probleem prate
138 (x05f) Er mag niemand spreken over dit probleem niet (inf. 02911) vertaling: Er mag niemand spreken over dit probleem
138 (x05f) Er mag niemand spreken over dit probleem niet (inf. 03517) vertaling: D'r mag gien mins spreke over dut probleem
139 (x05g) Niemand zegt dat hij komt niet (inf. 03517) vertaling: Gien mins dat ie komt
139 (x05g) Niemand zegt dat hij komt niet (inf. 02911) vertaling: geeneen zegt dat ie komt
140 (x05h) Zitten hier nergens geen muizen? (inf. 03517) vertaling: Zitte ier erreges muze?
140 (x05h) Zitten hier nergens geen muizen? (inf. 02911) vertaling: Zitten hier nergens geen muizen
141 (x05i) Ik geef niets aan een ander niet (inf. 02911) vertaling: Ik geef niks an 'n ander
141 (x05i) Ik geef niets aan een ander niet (inf. 03517) vertaling: Ik geef niks an 'n aar
142 (x05j) Niemand wil niet werken niet (inf. 03517) vertaling: Gin mins wil d'r werreke
142 (x05j) Niemand wil niet werken niet (inf. 02911) vertaling: geeneen wil er werke
143 (x05k) Wij en wisten niet dat hij thuis was (inf. 03517) vertaling: we wist niet dat ie tuus was
143 (x05k) Wij en wisten niet dat hij thuis was (inf. 02911) vertaling: Wij wiste niet dat ie thuis was
144a (x05l) Ik wist het niet ook niet (inf. 02911) vertaling: Ik wist ok niet
144a (x05l) Ik wist het niet ook niet (inf. 03517) vertaling: Ik wist 't ok niet
145 (x05m) Hij mag met niemand spreken niet over dit probleem (inf. 03517) vertaling: IJ mag met gien mins spreke over dut probleem
145 (x05m) Hij mag met niemand spreken niet over dit probleem (inf. 02911) vertaling: Hai mag er met geen mens over prate
000 (x05opm) (inf. 02911) opm. inf.: nergens geen / nooit geen
155 (x06) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen (moet) (hebben) (gemaakt) (inf. 02911) vertaling: Jan weet dat ie voor drie uur de wagen gemaakt hebbe moet
155 (x06) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen (moet) (hebben) (gemaakt) (inf. 03517) vertaling: Jan weet dat ie veur drie uur de wagen maakt ewwe moet
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 03517) komt voor: n
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
157 (x06b) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet gemaakt hebben (inf. 02911) komt voor: n
157 (x06b) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet gemaakt hebben (inf. 03517) komt voor: n
158 (x06c) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen hebben moet gemaakt (inf. 02911) komt voor: n
158 (x06c) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen hebben moet gemaakt (inf. 03517) komt voor: n
159 (x06d) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen hebben gemaakt moet (inf. 03517) komt voor: n
159 (x06d) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen hebben gemaakt moet (inf. 02911) komt voor: n
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 2
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 2
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 03517) komt voor: n
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
161 (x06f) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt hebben moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
161 (x06f) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt hebben moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
161 (x06f) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt hebben moet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
161 (x06f) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt hebben moet (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
162 (x07a) Maries auto is kapot (inf. 02911) vertaling: Maries auto is kapot
162 (x07a) Maries auto is kapot (inf. 03517) vertaling: Marie d'r auto is stuk
163 (x07b) Marie d'r/se(n) auto is kapot (inf. 03517) vertaling: Marie d'r auto is stuk
163 (x07b) Marie d'r/se(n) auto is kapot (inf. 02911) vertaling: Marie d'r auto is kapot
164 (x07c) Piets auto is kapot (inf. 02911) vertaling: Pietes auto is kapot
164 (x07c) Piets auto is kapot (inf. 03517) vertaling: Piet z'n auto is stuk
165 (x07d) Piet z'n/se auto is kapot (inf. 02911) vertaling: Piet ze auto is kapot
165 (x07d) Piet z'n/se auto is kapot (inf. 03517) vertaling: Piet z'n auto is stuk
166 (x07e) Die mans auto is kapot (inf. 03517) vertaling: Die man z'n auto is kepot
166 (x07e) Die mans auto is kapot (inf. 02911) vertaling: Die mannes auto is kapot
167 (x07f) Die man zijn/se auto is kapot (inf. 02911) vertaling: Die man ze auto is kepot
167 (x07f) Die man zijn/se auto is kapot (inf. 03517) vertaling: Die man z'n auto is kepot
168 (x07g) Die auto is niet van mij maar van hem (inf. 02911) vertaling: Die auto is niet van main maar van hem
168 (x07g) Die auto is niet van mij maar van hem (inf. 03517) vertaling: Die auto is niet van mijn maar van hum
169 (x07h) Gisterens krant ligt onder de TV (inf. 03517) vertaling: De krant van gusteren leit onder de TV
169 (x07h) Gisterens krant ligt onder de TV (inf. 02911) vertaling: De krant van gisteren leit onder de TV
170 (x07i) Jan is Karolien en Kristien se/hun broertje (inf. 02911) vertaling: Jan is Karolien en Kristien se broertje
170 (x07i) Jan is Karolien en Kristien se/hun broertje (inf. 03517) vertaling: J is K en K hullie broertje
opm.: Twijfelgeval: is hullie hun?
171 (x07j) Die jongens hun fietsen zijn gestolen (inf. 03517) vertaling: Die jonges hullie fietse binne stolen
171 (x07j) Die jongens hun fietsen zijn gestolen (inf. 02911) vertaling: Die jongens d'r fietse zijn (benne) gestolen
opm.: twf
172 (x07k) Die zussen d'r moeder is op bezoek (inf. 03517) vertaling: Die zusse hullie moeder is op bezoek
172 (x07k) Die zussen d'r moeder is op bezoek (inf. 02911) vertaling: Die zusse d'r moeder is op bezoek
173 (x07l) Die auto is Wims (inf. 03517) vertaling: Die auto is W zenen
173 (x07l) Die auto is Wims (inf. 02911) vertaling: Dat is wimmes auto
173 (x07l) Die auto is Wims (inf. 03517) vertaling: Dat is W z'n auto
173 (x07l) Die auto is Wims (inf. 03517) vertaling: Dat is W z'n auto
173 (x07l) Die auto is Wims (inf. 03517) vertaling: Die auto is W zenen
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijn fiets
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijn fiets
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijn fiets
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijnes
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijnes
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijnes
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 02911) vertaling: Dat is main fiets
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijnen
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijnen
174 (x07m) Die fiets is mijns (inf. 03517) vertaling: Dat is mijnen
178 (x08a) Hij mag met niemand spreken over dit probleem niet (inf. 02911) vertaling: Hij mag met geen mens prate over d. pr.
178 (x08a) Hij mag met niemand spreken over dit probleem niet (inf. 03517) vertaling: Ij mag met gien mens over dut probleem prate
179 (x08b) Ik wil niemand niet kwetsen niet (inf. 02911) vertaling: Ik wil geen mens kwetse
179 (x08b) Ik wil niemand niet kwetsen niet (inf. 03517) vertaling: Ik wil gien mens zeere doen
180 (x08c) Het is jammer dat wij komen niet en mogen (inf. 03517) vertaling: 't is jammer datte we niet komme magge
180 (x08c) Het is jammer dat wij komen niet en mogen (inf. 02911) vertaling: Het is jammer dat wij niet komme magge
181 (x08d) Dat niet en ga ik doen (inf. 02911) vertaling: Dat gaan ik niet doen
181 (x08d) Dat niet en ga ik doen (inf. 02911) vertaling: dat doen ik niet
181 (x08d) Dat niet en ga ik doen (inf. 02911) vertaling: dat doen ik niet
181 (x08d) Dat niet en ga ik doen (inf. 03517) vertaling: Dat gaan ik niet doen
181 (x08d) Dat niet en ga ik doen (inf. 02911) vertaling: Dat gaan ik niet doen
182 (x08e) (Heb je hard gewerkt?) Niet heb ik gewerkt (inf. 03517) vertaling: Ik e niet werkt
182 (x08e) (Heb je hard gewerkt?) Niet heb ik gewerkt (inf. 02911) vertaling: Ik hep niet (ge)werkt
183 (x08f) Niet had hij het verteld of Marie begon te huilen (inf. 03517) vertaling: Ij ad 't nag niet zeid af Merie begon te uilen
183 (x08f) Niet had hij het verteld of Marie begon te huilen (inf. 02911) vertaling: Net had ie 't verteld of M. begon te huilen
184 (x08g) Gaan haalt die bestelling nu maar op! (inf. 02911) vertaling: Gaan die bestelling nou maar ophale
184 (x08g) Gaan haalt die bestelling nu maar op! (inf. 03517) vertaling: Ga die bestelling nou maar ophale
185 (x08h) Hij en werkt (inf. 03517) vertaling: Ij werkt niet
185 (x08h) Hij en werkt (inf. 02911) vertaling: Hai werkt niet
186 (x08i) Je weet dat niemand hier binnen mag, dus ik verbied je nog een keer om hier niet te komen (inf. 03517) vertaling: Ik verbied je om ier te kommen
186 (x08i) Je weet dat niemand hier binnen mag, dus ik verbied je nog een keer om hier niet te komen (inf. 02911) vertaling: Ik verbied je om hier te komme
187 (x08j) Jan verhinderde dat we Marie niet belden (inf. 02911) vertaling: Jan verhinderde dat we Marie opbelde
187 (x08j) Jan verhinderde dat we Marie niet belden (inf. 03517) vertaling: J. verinderde datte we Merie opbelde
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 02911) fragment: te (2)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03517) fragment: te (2)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03571) fragment: om (1)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 02911) fragment: te (2)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03517) fragment: om (1)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03571) fragment: om (1)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03571) fragment: te (2)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 02911) fragment: om (1)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03517) fragment: om (1)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03517) fragment: te (2)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 03571) fragment: te (2)
188 (x09a) Heb je genoeg mensen om hooi van het land te halen? (inf. 02911) fragment: om (1)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03571) fragment: om te (1)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 02911) fragment: om te (1)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03517) fragment: om te (1)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03571) fragment: (2)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03517) fragment: te (2)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 02911) fragment: om te (1)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03571) fragment: (2)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 02911) fragment: (2)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03517) fragment: te (2)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 02911) fragment: (2)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03571) fragment: om te (1)
189 (x09b) Het was aardig van Jan om te komen werken (inf. 03517) fragment: om te (1)
190 (x09c) Deze ton is zwaar om te dragen (inf. 03571) fragment: om te (1)
190 (x09c) Deze ton is zwaar om te dragen (inf. 03517) fragment: om te (1)
190 (x09c) Deze ton is zwaar om te dragen (inf. 02911) fragment: om te (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03571) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03517) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03571) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03517) fragment: as (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03571) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03517) fragment: as (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03571) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 03517) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: dan (2)
191 (x09d) ...... je met ons mee wilt ...... moet je nu je jas aan doen (inf. 02911) fragment: als (1)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03571) fragment: 2: te (1)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03517) fragment: dat we (1)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03571) fragment: (2)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03517) fragment: (2)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 02911) fragment: 2: te (1)
opm.: vraag fout geinterpreteerd
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03571) fragment: (2)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03517) fragment: (2)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 02911) fragment: 2: te (1)
opm.: vraag fout geinterpreteerd
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 02911) fragment: (2)
opm.: vraag fout geinterpreteerd
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03571) fragment: 2: te (1)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 03517) fragment: dat we (1)
192 (x09e) We hopen allemaal van op tijd thuis te zijn (inf. 02911) fragment: (2)
opm.: vraag fout geinterpreteerd
193 (x09f) Dat is zo zeker als ??n en ??n twee is (inf. 03571) fragment: als (1)
193 (x09f) Dat is zo zeker als ??n en ??n twee is (inf. 03517) fragment: als (1)
193 (x09f) Dat is zo zeker als ??n en ??n twee is (inf. 02911) fragment: als (1)
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: as (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: as (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 03571) fragment: als (1)
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: als (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: als (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: als (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 03571) fragment: den (1)
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: dan (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: dan (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: dan (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 03571) fragment: den (1)
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 03517) fragment: als (1)
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 03571) fragment: als (1)
194 (x09g) Ik denk niet dat wij rijker zijn ......... Marie (inf. 02911) fragment: as (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging: twee mogelijkheden voor als
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 02911) fragment: als (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 03517) fragment: als (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 03571) fragment: als (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 03571) fragment: dan (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 02911) fragment: als (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 02911) fragment: dan (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 03571) fragment: dan (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 02911) fragment: dan (1)
195 (x09h) Jullie hebben meer tijd ......... wij (inf. 03571) fragment: als (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 02911) fragment: dan (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 03571) fragment: dan (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 02911) fragment: als (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 03517) fragment: als (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 03571) fragment: dan (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 03571) fragment: als (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 02911) fragment: als (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 02911) fragment: dan (1)
196 (x09i) Wij hebben meer tijd ......... jij (inf. 03571) fragment: als (1)
197 (x09j) Is Jan even oud als jij? (inf. 02911) fragment: als (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging
197 (x09j) Is Jan even oud als jij? (inf. 02911) fragment: as (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging
197 (x09j) Is Jan even oud als jij? (inf. 02911) fragment: as (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging
197 (x09j) Is Jan even oud als jij? (inf. 02911) fragment: als (1)
opm.: twf voegwoordvervoeging
197 (x09j) Is Jan even oud als jij? (inf. 03517) fragment: als (1)
197 (x09j) Is Jan even oud als jij? (inf. 03571) fragment: als (1)
199 (x09k) Hij staat te zeuren (inf. 03517) fragment: te (1)
199 (x09k) Hij staat te zeuren (inf. 03571) fragment: te (1)
199 (x09k) Hij staat te zeuren (inf. 02911) fragment: te (1)
198 (x09l) Hij kan staan zeuren (inf. 02911) fragment: te (1)
198 (x09l) Hij kan staan zeuren (inf. 02911) fragment: (1)
198 (x09l) Hij kan staan zeuren (inf. 03517) fragment: te (1)
198 (x09l) Hij kan staan zeuren (inf. 03571) fragment: te (1)
198 (x09l) Hij kan staan zeuren (inf. 02911) fragment: (1)
198 (x09l) Hij kan staan zeuren (inf. 02911) fragment: te (1)
200 (x09m) Toen we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: - (1)
200 (x09m) Toen we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: dat (1)
200 (x09m) Toen we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: dat (1)
200 (x09m) Toen we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: - (1)
200 (x09m) Toen we aankwamen regende het (inf. 03517) fragment: (1)
201 (x09n) Jan zei ......... hij wou meegaan (inf. 03517) fragment: dat (1)
201 (x09n) Jan zei ......... hij wou meegaan (inf. 02911) fragment: dat (1)
201 (x09n) Jan zei ......... hij wou meegaan (inf. 03571) fragment: dat (1)
202 (x09o) Hij deed of hij haar niet zag (inf. 03517) fragment: (1)
202 (x09o) Hij deed of hij haar niet zag (inf. 02911) fragment: (1)
203 (x09p) Ik weet niet of hij komt (inf. 02911) fragment: of (1)
203 (x09p) Ik weet niet of hij komt (inf. 03571) fragment: of (1)
203 (x09p) Ik weet niet of hij komt (inf. 03517) fragment: of (1)
204 (x10a) Ik weet dat jullie op niemand boos zijn (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jullie op niemand boos ben
204 (x10a) Ik weet dat jullie op niemand boos zijn (inf. 03517) vertaling: Ik weet datte jelui op gien mins boos binne
205 (x10b) Ik weet dat zij op niets trots is (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat ze nerges trots op is
205 (x10b) Ik weet dat zij op niets trots is (inf. 03517) vertaling: Ik weet dat ze nerreges groos op is
206 (x10c) Els denkt dat 't niet gemakkelijk is (inf. 02911) vertaling: Els denkt dat 't niet makkelijk is
206 (x10c) Els denkt dat 't niet gemakkelijk is (inf. 03517) vertaling: Els denkt dat 't niet makkelijk is
207 (x10d) Ik weet dat ik te laat ben en jij niet (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat ik te laat ben en jij niet
207 (x10d) Ik weet dat ik te laat ben en jij niet (inf. 03517) vertaling: Ik weet dat ik te leet bin en jij niet
208 (x10e) Je weet toch dat jij moet werken en ik niet (inf. 02911) vertaling: Je wetee toch dat je werke moet en ik niet
opm.: let op: weten ipv weet
208 (x10e) Je weet toch dat jij moet werken en ik niet (inf. 03517) vertaling: Je weet toch dat jij werreke moete en ik niet
209 (x10f) Iedereen denkt dat wij naar huis gaan en dat zij nog mogen blijven (inf. 02911) vertaling: Iedereen denkt dat wai na huis gaan, en dat zai nog blijve magge
209 (x10f) Iedereen denkt dat wij naar huis gaan en dat zij nog mogen blijven (inf. 03517) vertaling: Ze denke allegaar datte wij naar uus gane en dat hullie nag blieve magge
210 (x10g) Het is jammer dat hij komt en dat zij weggaat (inf. 02911) vertaling: 't is jammer dat hai komt en dat zai weggaat
210 (x10g) Het is jammer dat hij komt en dat zij weggaat (inf. 03517) vertaling: 't is jammer dat jij komt en dat zij weggaat
211 (x10h) Ik denk dat Lisa ziek is (inf. 02911) vertaling: Ik denk dat Lisa ziek is
211 (x10h) Ik denk dat Lisa ziek is (inf. 03517) vertaling: Ik denk dat L ziek is
213 (x10i) Ik denk dat Pieter en Liesje gaan trouwen (inf. 02911) vertaling: Ik denk, dat Pieter en Liesje trouwe gaan
213 (x10i) Ik denk dat Pieter en Liesje gaan trouwen (inf. 03517) vertaling: ik denk dat P en L trouwe gaan
225 (y01(i)) A: Hij slaapt B:Hij/'t (en) doet (inf. 02911) vertaling: dat doet-ie
225 (y01(i)) A: Hij slaapt B:Hij/'t (en) doet (inf. 03517) vertaling: Ja, dat doet-ie
226 (y01(i)a) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij en doet (inf. 02911) komt voor: n
226 (y01(i)a) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij en doet (inf. 03517) komt voor: n
226 (y01(i)a) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij en doet (inf. 03571) komt voor: n
227 (y01(i)b) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij doet (inf. 03517) komt voor: n
227 (y01(i)b) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij doet (inf. 03571) komt voor: n
227 (y01(i)b) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij doet (inf. 02911) komt voor: n
228 (y01(i)c) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: 't Doet (inf. 03517) komt voor: n
228 (y01(i)c) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: 't Doet (inf. 03571) komt voor: n
228 (y01(i)c) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: 't Doet (inf. 02911) komt voor: n
229 (y01(ii)) A: Hij zal niet komen B: Hij/'t (en) doet (inf. 03517) vertaling: Dat doet ie wel
229 (y01(ii)) A: Hij zal niet komen B: Hij/'t (en) doet (inf. 02911) vertaling: dat doet ie niet
230 (y01(ii)a) A: Hij zal niet komen B: Hij en doet (inf. 03517) komt voor: n
230 (y01(ii)a) A: Hij zal niet komen B: Hij en doet (inf. 02911) komt voor: n
230 (y01(ii)a) A: Hij zal niet komen B: Hij en doet (inf. 03571) komt voor: n
231 (y01(ii)b) A: Hij zal niet komen B: Hij doet (inf. 03571) komt voor: n
231 (y01(ii)b) A: Hij zal niet komen B: Hij doet (inf. 03517) komt voor: n
231 (y01(ii)b) A: Hij zal niet komen B: Hij doet (inf. 02911) komt voor: n
232 (y01(ii)c) A: Hij zal niet komen B: 't doet (inf. 02911) komt voor: n
232 (y01(ii)c) A: Hij zal niet komen B: 't doet (inf. 03571) komt voor: n
232 (y01(ii)c) A: Hij zal niet komen B: 't doet (inf. 03517) komt voor: n
234 (y01(iii)a) A: Slaapt hij? B: Ja, hij doet (inf. 02911) komt voor: n
234 (y01(iii)a) A: Slaapt hij? B: Ja, hij doet (inf. 03517) komt voor: n
234 (y01(iii)a) A: Slaapt hij? B: Ja, hij doet (inf. 03571) komt voor: n
235 (y01(iii)b) A: Slaapt hij? B: Ja, dat doet hij (inf. 03571) komt voor: n
235 (y01(iii)b) A: Slaapt hij? B: Ja, dat doet hij (inf. 02911) komt voor: j
235 (y01(iii)b) A: Slaapt hij? B: Ja, dat doet hij (inf. 03517) komt voor: j
236 (y01(iii)c) A: Slaapt hij? B: Ja, hij en doet (inf. 03517) komt voor: n
236 (y01(iii)c) A: Slaapt hij? B: Ja, hij en doet (inf. 03571) komt voor: n
236 (y01(iii)c) A: Slaapt hij? B: Ja, hij en doet (inf. 02911) komt voor: n
237 (y01(iii)d) A: Slaapt hij? B: Ja, hij slaapt (inf. 02911) komt voor: j
237 (y01(iii)d) A: Slaapt hij? B: Ja, hij slaapt (inf. 03517) komt voor: j
237 (y01(iii)d) A: Slaapt hij? B: Ja, hij slaapt (inf. 03571) komt voor: n
238 (y01(iii)e) A: Slaapt hij? B: Nee, hij doet niet (inf. 03571) komt voor: j
238 (y01(iii)e) A: Slaapt hij? B: Nee, hij doet niet (inf. 02911) komt voor: n
238 (y01(iii)e) A: Slaapt hij? B: Nee, hij doet niet (inf. 03517) komt voor: n
239 (y01(iii)f) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet (inf. 03517) komt voor: n
239 (y01(iii)f) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet (inf. 03571) komt voor: n
239 (y01(iii)f) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet (inf. 02911) komt voor: n
240 (y01(iii)g) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet niet (inf. 02911) komt voor: n
240 (y01(iii)g) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet niet (inf. 03517) komt voor: n
240 (y01(iii)g) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet niet (inf. 03571) komt voor: n
241 (y01(iii)h) A: Slaapt hij? B: Nee, hij slaapt niet (inf. 03571) komt voor: j
241 (y01(iii)h) A: Slaapt hij? B: Nee, hij slaapt niet (inf. 02911) komt voor: j
241 (y01(iii)h) A: Slaapt hij? B: Nee, hij slaapt niet (inf. 03517) komt voor: j
242 (y01(iii)i) A: Slaapt hij? B: 't Doet (inf. 03517) komt voor: n
242 (y01(iii)i) A: Slaapt hij? B: 't Doet (inf. 03571) komt voor: n
242 (y01(iii)i) A: Slaapt hij? B: 't Doet (inf. 02911) komt voor: n
243 (y01(iii)j) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Ie doet (inf. 02911) komt voor: n
243 (y01(iii)j) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Ie doet (inf. 03517) komt voor: n
243 (y01(iii)j) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Ie doet (inf. 03571) komt voor: n
244 (y01(iii)k) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Toetoet (inf. 03571) komt voor: n
244 (y01(iii)k) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Toetoet (inf. 02911) komt voor: n
244 (y01(iii)k) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Toetoet (inf. 03517) komt voor: n
245 (y01(iv)a) De lamp doet niet meer branden; De kinderen doen hier niet voetballen; Branden doet de lamp niet meer (inf. 03517) komt voor: n
245 (y01(iv)a) De lamp doet niet meer branden; De kinderen doen hier niet voetballen; Branden doet de lamp niet meer (inf. 03571) komt voor: n
245 (y01(iv)a) De lamp doet niet meer branden; De kinderen doen hier niet voetballen; Branden doet de lamp niet meer (inf. 02911) komt voor: n
246 (y01(iv)b) Doet Marie elke avond dansen? (inf. 03571) komt voor: n
246 (y01(iv)b) Doet Marie elke avond dansen? (inf. 02911) komt voor: n
246 (y01(iv)b) Doet Marie elke avond dansen? (inf. 03517) komt voor: n
247 (y01(iv)c) Doe het brood even snijden! (inf. 03571) komt voor: n
247 (y01(iv)c) Doe het brood even snijden! (inf. 02911) komt voor: n
247 (y01(iv)c) Doe het brood even snijden! (inf. 03517) komt voor: n
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: wie ze (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03517) fragment: die zijn (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: wie ze (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03571) fragment: wiens (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: wie z'n (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: wie z'n (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03517) fragment: die zijn (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03517) fragment: wie zijn (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: wie z'n (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03571) fragment: wiens (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03571) fragment: waarvan de (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: die ze (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: die ze (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03517) fragment: wie zijn (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: die ze (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03571) fragment: waarvan de (1)
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 02911) fragment: wie ze (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 02911) fragment: daar (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 02911) fragment: daar (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 02911) fragment: waar (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 03517) fragment: waar (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 02911) fragment: waar (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 03571) fragment: waar (1)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03517) komt voor: n
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03571) fragment: waar (1)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03571) fragment: - (2)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03571) fragment: - (2)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 02911) komt voor: n
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03571) fragment: waar (1)
252 (y02d) De bank op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 02911) komt voor: n
252 (y02d) De bank op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03517) komt voor: n
252 (y02d) De bank op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03571) fragment: welke (1)
253 (y02e) Op zondag gingen we met heel de familie naar zee, wat heel leuk was. (inf. 02911) fragment: wat (1)
253 (y02e) Op zondag gingen we met heel de familie naar zee, wat heel leuk was. (inf. 03517) fragment: wat (1)
opm.: met de hele familie *met heel de familie
253 (y02e) Op zondag gingen we met heel de familie naar zee, wat heel leuk was. (inf. 03571) fragment: wat (1)
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 03517) fragment: die (1)
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 02911) fragment: wie (1)
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 03571) fragment: die (1)
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 02911) fragment: die (1)
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 02911) fragment: die (1)
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 02911) fragment: wie (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 02911) fragment: waar (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 02911) fragment: waar dat (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 03517) fragment: waar (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 02911) fragment: waar dat (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 03571) fragment: waar (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 02911) fragment: waar (1)
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: toen (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: toen (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: toen (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 03517) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgveal tussen D-woord en voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: waarop (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: waarop (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 02911) fragment: waarop (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 03571) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 03517) fragment: wat (1)
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 03571) fragment: wat (1)
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 02911) fragment: wat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 02911) fragment: wat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 02911) fragment: dat ik niet graag doen (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 02911) fragment: dat ik niet graag doen (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 02911) fragment: wat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 02911) fragment: wat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 03517) fragment: wat (1)
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 03571) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: diegene die (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: diegene die (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: diegene die (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: wie (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: wie (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: wie (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: die (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: die (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 03517) fragment: wie (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 02911) fragment: die (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 03571) fragment: Wie (1)
260 (y03a) Wat denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03517) vertaling: Wat denk je wie ik in de stad ontmoet heb
260 (y03a) Wat denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 02911) vertaling: Wie denk je dat ik in de stad tegenkwam?
260 (y03a) Wat denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03571) vertaling: Wat denk je dat ik in de stad ontmoet heb?
261 (y03b) Wat denken jullie hoe ze het hebben opgelost? (inf. 03571) vertaling: Wat denken jullie dat ze het hebben opgelost?
261 (y03b) Wat denken jullie hoe ze het hebben opgelost? (inf. 03517) vertaling: Wat denken jullie hoe ze het oplost hebben
261 (y03b) Wat denken jullie hoe ze het hebben opgelost? (inf. 02911) vertaling: Hoe denken jullie dat ze 't opgelost hebbe?
265 (y03c) Hoe denk je hoe ze het hebben opgelost? (inf. 03571) vertaling: Hoe denk je dat ze het hebben opgelost?
265 (y03c) Hoe denk je hoe ze het hebben opgelost? (inf. 03517) vertaling: Hoe denk je datte ze het oplost hebben
265 (y03c) Hoe denk je hoe ze het hebben opgelost? (inf. 02911) vertaling: hoe denk je dat ze het hebben opgelost?
263 (y03d) Magda weet niet wie dat wij willen bellen (inf. 03517) vertaling: M weet niet wie datte we belle wille
263 (y03d) Magda weet niet wie dat wij willen bellen (inf. 02911) vertaling: Magda weet niet wie of we belle wille
263 (y03d) Magda weet niet wie dat wij willen bellen (inf. 03571) vertaling: Magda weet niet wie wij willen bellen
264 (y03e) Weet iemand wie of dat wij geroepen hebben? (inf. 03571) vertaling: Weet iemand wie wij geroepen hebben?
264 (y03e) Weet iemand wie of dat wij geroepen hebben? (inf. 03517) vertaling: Weet iemand wie we roepen ewe
264 (y03e) Weet iemand wie of dat wij geroepen hebben? (inf. 02911) vertaling: weet iemand wie of we geroepen hebbe?
262 (y03f) Wie denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03571) vertaling: Wie denk je dat ik in de stad ontmoet heb?
262 (y03f) Wie denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03517) vertaling: Wie denk je dat ik in de stad tegenkommen bin
262 (y03f) Wie denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 02911) vertaling: Wie denk je dat ik in de stad tegenkwam?
266 (y03g) Wie denk je die ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03517) vertaling: wie denkje dat ik inde stad tegenkommen bin
266 (y03g) Wie denk je die ik in de stad ontmoet heb? (inf. 02911) vertaling: Wie denk je dat ik in de stad tegenkwam?
266 (y03g) Wie denk je die ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03571) vertaling: Wie denk je dat ik in de stad ontmoet heb?
267 (y04a) Hij heeft zijn handen gewassen (inf. 02911) vertaling: Hij hep ze hande gewassen
267 (y04a) Hij heeft zijn handen gewassen (inf. 02911) vertaling: Hij hep ze hande gewassen
267 (y04a) Hij heeft zijn handen gewassen (inf. 02911) vertaling: Hij hep ze hande wassen
267 (y04a) Hij heeft zijn handen gewassen (inf. 03517) vertaling: Ij et z'n handen wassen
267 (y04a) Hij heeft zijn handen gewassen (inf. 02911) vertaling: Hij hep ze hande wassen
268 (y04b) Hij heeft zijn hemd gewassen (inf. 03517) vertaling: Ij et z'n hemd wassen
268 (y04b) Hij heeft zijn hemd gewassen (inf. 02911) vertaling: Hij hep ze hemd gewassen
269 (y04c) Hij heeft een hoed op het hoofd (inf. 02911) vertaling: Hij hjep 'n hoed op ze hoofd
269 (y04c) Hij heeft een hoed op het hoofd (inf. 03517) vertaling: Ij et 'n oet op z'n ooft
270 (y04d) Hij heeft een vlek op zijn hemd (inf. 02911) vertaling: Hij hep 'n vlek op ze hemd
270 (y04d) Hij heeft een vlek op zijn hemd (inf. 03517) vertaling: Ij et 'n vlek op z'n emd
271 (y04e) Hij heeft zijn been gebroken (inf. 03517) vertaling: Ij et z'n bien broken
271 (y04e) Hij heeft zijn been gebroken (inf. 02911) vertaling: Hij heb ze been gebroken
272 (y04f) Zij heeft zich pijn gedaan (inf. 02911) vertaling: Ze hep d'r eigen pijn gedaan
opm.: reflexief: haar eigen
272 (y04f) Zij heeft zich pijn gedaan (inf. 03517) vertaling: Ze het dr eigen zeer deen
opm.: reflexief: haar eigen
273 (y04g) Marie trok de deken naar zich toe (inf. 02911) vertaling: Marie trok de deken naar d'r eige toe
opm.: reflexief: haar eigen
273 (y04g) Marie trok de deken naar zich toe (inf. 03517) vertaling: merie trok de deken naar dr eigen toe
opm.: reflexief: haar eigen
051 (y04h) Luc weet dat er foto's van hemzelf te koop zijn (inf. 03517) vertaling: L weet dat er foto's van z'n eigen te koop binne
051 (y04h) Luc weet dat er foto's van hemzelf te koop zijn (inf. 02911) vertaling: Luc weet dat er foto's van hemzelf te benne
274 (y04i) Jij herinnert je toch wel dat we toen door dat bos heen zijn gelopen? (inf. 02911) vertaling: Jij weet toch nog wel dat we toen door dat bos gelopen hebben
274 (y04i) Jij herinnert je toch wel dat we toen door dat bos heen zijn gelopen? (inf. 03517) vertaling: Je kenne je tach wel erinnere dat we toen deur dat bos hin lopen bin
opm.: reflexief: je
277 (y04j) Ik herinner me dat de auto van Marie kapot was. (inf. 02911) vertaling: Ik weet nog best dat de auto van Marie kapot was.
277 (y04j) Ik herinner me dat de auto van Marie kapot was. (inf. 03517) vertaling: Ik weet nog de auto van Merie stikkend was
280 (y04k) Zij herinnert zich dat hij als een varken zat te eten (inf. 03517) vertaling: Ze weet nog dat ie as n varreke te eten zat
280 (y04k) Zij herinnert zich dat hij als een varken zat te eten (inf. 02911) vertaling: Ze weten nog dat ie as 'n varken zat te eten
283 (y04l) Wij herinneren ons wel dat al Jan zijn boeken gestolen waren, maar zij herinneren het zich niet (inf. 02911) vertaling: Wij weten nog best dat Jannes boeken gestolen waren maar hunnie niet
283 (y04l) Wij herinneren ons wel dat al Jan zijn boeken gestolen waren, maar zij herinneren het zich niet (inf. 03517) vertaling: We weten nog wel dat al J z'n boeke stolen ware, maar hullie niet
286 (y04m) Herinneren jullie je nog dat we Jan op de markt gezien hebben? (inf. 02911) vertaling: weten jullie nog dat we Jan op de markt gezien hebben
286 (y04m) Herinneren jullie je nog dat we Jan op de markt gezien hebben? (inf. 03517) vertaling: wete jullie nag datte we J op de markt zien ewe
289 (y04n) Hij heeft zich een ongeluk gewerkt (inf. 03517) vertaling: ij et z'n eigen een ongeluk werkt
opm.: reflexief: z'n eigen
289 (y04n) Hij heeft zich een ongeluk gewerkt (inf. 02911) vertaling: Hij hep ze eige 'n ongeluk gewerkt
opm.: reflexief: z'n eigen
290 (y04o) Hij voelde zich door het ijs zakken (inf. 02911) vertaling: Hij voelde dat ie door 't ijs zakte
290 (y04o) Hij voelde zich door het ijs zakken (inf. 03517) vertaling: Ij voelde z'n eigen deur 't ijs zakken
opm.: reflexief: z'n eigen
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 02911) vertaling: Zou ie dat daan hebben kenne?
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 02911) vertaling: Zou ie dat daan hebben kent
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: dav Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 02911) vertaling: Zou ie dat daan hebben kent
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: dav Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03571) vertaling: Zou hij het gedaan kunnen hebben?
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 02911) vertaling: Zou ie dat daan hebben kenne?
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: dav Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
295 (y05) Zou hij dat (gedaan/doen) (hebben) (gekund)? (inf. 03517) vertaling: Zou ij da deen ewe kennen
opm.: dav Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
877 (y05(i)) Hij heeft dat nooit gekund (inf. 02911) fragment: kent (1)
877 (y05(i)) Hij heeft dat nooit gekund (inf. 03517) fragment: kennen (1)
877 (y05(i)) Hij heeft dat nooit gekund (inf. 03571) fragment: gekund (1)
878 (y05(ii)) Hij heeft dat nooit gedaan (inf. 03571) fragment: gedaan (1)
878 (y05(ii)) Hij heeft dat nooit gedaan (inf. 02911) fragment: daan (1)
878 (y05(ii)) Hij heeft dat nooit gedaan (inf. 03517) fragment: deen (1)
296 (y05(iii)a) Zou hij dat gedaan hebben gekund? (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
296 (y05(iii)a) Zou hij dat gedaan hebben gekund? (inf. 03571) komt voor: n
296 (y05(iii)a) Zou hij dat gedaan hebben gekund? (inf. 03517) komt voor: j
gebr.: 5
296 (y05(iii)a) Zou hij dat gedaan hebben gekund? (inf. 02911) komt voor: n
297 (y05(iii)b) Zou hij dat gedaan gekund hebben? (inf. 02911) komt voor: n
297 (y05(iii)b) Zou hij dat gedaan gekund hebben? (inf. 03517) komt voor: n
297 (y05(iii)b) Zou hij dat gedaan gekund hebben? (inf. 03571) komt voor: n
298 (y05(iii)c) Zou hij dat hebben gekund gedaan? (inf. 03571) komt voor: n
298 (y05(iii)c) Zou hij dat hebben gekund gedaan? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
298 (y05(iii)c) Zou hij dat hebben gekund gedaan? (inf. 02911) komt voor: n
298 (y05(iii)c) Zou hij dat hebben gekund gedaan? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
299 (y05(iii)d) Zou hij dat hebben gedaan gekund? (inf. 03571) komt voor: n
299 (y05(iii)d) Zou hij dat hebben gedaan gekund? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
299 (y05(iii)d) Zou hij dat hebben gedaan gekund? (inf. 02911) komt voor: n
299 (y05(iii)d) Zou hij dat hebben gedaan gekund? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
300 (y05(iii)e) Zou hij dat gekund hebben gedaan? (inf. 02911) komt voor: n
300 (y05(iii)e) Zou hij dat gekund hebben gedaan? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
300 (y05(iii)e) Zou hij dat gekund hebben gedaan? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
300 (y05(iii)e) Zou hij dat gekund hebben gedaan? (inf. 03571) komt voor: n
301 (y05(iii)f) Zou hij dat gekund gedaan hebben? (inf. 03571) komt voor: n
301 (y05(iii)f) Zou hij dat gekund gedaan hebben? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
301 (y05(iii)f) Zou hij dat gekund gedaan hebben? (inf. 02911) komt voor: n
301 (y05(iii)f) Zou hij dat gekund gedaan hebben? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
302 (y05(iii)g) Zou hij dat hebben gekund doen? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
302 (y05(iii)g) Zou hij dat hebben gekund doen? (inf. 03571) komt voor: n
302 (y05(iii)g) Zou hij dat hebben gekund doen? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
302 (y05(iii)g) Zou hij dat hebben gekund doen? (inf. 02911) komt voor: n
303 (y05(iii)h) Zou hij dat hebben doen gekund? (inf. 02911) komt voor: n
303 (y05(iii)h) Zou hij dat hebben doen gekund? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
303 (y05(iii)h) Zou hij dat hebben doen gekund? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
303 (y05(iii)h) Zou hij dat hebben doen gekund? (inf. 03571) komt voor: n
304 (y05(iii)i) Zou hij dat doen hebben gekund? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
304 (y05(iii)i) Zou hij dat doen hebben gekund? (inf. 03571) komt voor: n
304 (y05(iii)i) Zou hij dat doen hebben gekund? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
304 (y05(iii)i) Zou hij dat doen hebben gekund? (inf. 02911) komt voor: n
305 (y05(iii)j) Zou hij dat doen gekund hebben? (inf. 02911) komt voor: n
305 (y05(iii)j) Zou hij dat doen gekund hebben? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
305 (y05(iii)j) Zou hij dat doen gekund hebben? (inf. 03571) komt voor: n
305 (y05(iii)j) Zou hij dat doen gekund hebben? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
306 (y05(iii)k) Zou hij dat gekund doen hebben? (inf. 02911) komt voor: n
306 (y05(iii)k) Zou hij dat gekund doen hebben? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
306 (y05(iii)k) Zou hij dat gekund doen hebben? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
306 (y05(iii)k) Zou hij dat gekund doen hebben? (inf. 03571) komt voor: n
307 (y05(iii)l) Zou hij dat gekund hebben doen? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
307 (y05(iii)l) Zou hij dat gekund hebben doen? (inf. 03571) komt voor: n
307 (y05(iii)l) Zou hij dat gekund hebben doen? (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 1
307 (y05(iii)l) Zou hij dat gekund hebben doen? (inf. 02911) komt voor: n
309 (y06a) Ik heb geen zin en voeren de koeien (inf. 03571) vertaling: We moet naar de schuur en de koeien voeren
komt voor: n
opm.: dav
309 (y06a) Ik heb geen zin en voeren de koeien (inf. 02911) komt voor: n
309 (y06a) Ik heb geen zin en voeren de koeien (inf. 03571) vertaling: We moet naar de schuur en de koeien voeren
komt voor: n
opm.: dav
309 (y06a) Ik heb geen zin en voeren de koeien (inf. 03517) komt voor: n
310 (y06b) Zij kwamen aan te gewandelen (inf. 03571) vertaling: Zij kwamen aangewandeld
komt voor: n
opm.: dav
310 (y06b) Zij kwamen aan te gewandelen (inf. 03517) komt voor: n
310 (y06b) Zij kwamen aan te gewandelen (inf. 03571) vertaling: Zij kwamen aangewandeld
komt voor: n
opm.: dav
310 (y06b) Zij kwamen aan te gewandelen (inf. 02911) komt voor: n
311 (y06c) Ik denk hij weg is (inf. 02911) komt voor: n
311 (y06c) Ik denk hij weg is (inf. 03517) komt voor: n
311 (y06c) Ik denk hij weg is (inf. 03571) komt voor: n
312 (y06d) Ik zei nog tegen haar: ik denk hij is weg (inf. 03571) vertaling: Ik denk dat hij weg is
opm.: dav
312 (y06d) Ik zei nog tegen haar: ik denk hij is weg (inf. 02911) komt voor: n
312 (y06d) Ik zei nog tegen haar: ik denk hij is weg (inf. 03517) komt voor: n
314 (y06e) Ik weet dat hij is weg (inf. 03517) komt voor: n
314 (y06e) Ik weet dat hij is weg (inf. 03571) komt voor: n
314 (y06e) Ik weet dat hij is weg (inf. 02911) komt voor: n
315 (y06f) Ik weet hij is weg (inf. 02911) komt voor: n
315 (y06f) Ik weet hij is weg (inf. 03517) komt voor: n
315 (y06f) Ik weet hij is weg (inf. 03571) vertaling: Ik weet dat hij weg is
316 (y06g) Hij wou nog snel even bij de bakker naar binnen en koop een broodje. (inf. 03517) komt voor: n
316 (y06g) Hij wou nog snel even bij de bakker naar binnen en koop een broodje. (inf. 03571) vertaling: De politie zou bij hem komen om hem mee te nemen
316 (y06g) Hij wou nog snel even bij de bakker naar binnen en koop een broodje. (inf. 02911) komt voor: n
317 (y06h) Marie al haar koeien zijn verdronken bij de overstroming (inf. 03517) komt voor: n
317 (y06h) Marie al haar koeien zijn verdronken bij de overstroming (inf. 03571) vertaling: Marie al haar koeien zijn verdronken bij de overstroming
317 (y06h) Marie al haar koeien zijn verdronken bij de overstroming (inf. 02911) komt voor: n
318 (y06i) Kaas maken weet ik niets van (inf. 03571) vertaling: Van kaas maken weet ik niets
komt voor: n
318 (y06i) Kaas maken weet ik niets van (inf. 02911) komt voor: n
318 (y06i) Kaas maken weet ik niets van (inf. 03517) vertaling: Kees make weet ik niks van
318 (y06i) Kaas maken weet ik niets van (inf. 03571) vertaling: Van kaas maken weet ik niets
komt voor: n
321 (y06j) Die rare jongen ben/heb ik mee naar de markt geweest (inf. 03517) komt voor: n
321 (y06j) Die rare jongen ben/heb ik mee naar de markt geweest (inf. 03571) vertaling: Met jan ben ik mee naar de markt geweest
komt voor: n
321 (y06j) Die rare jongen ben/heb ik mee naar de markt geweest (inf. 02911) komt voor: n
321 (y06j) Die rare jongen ben/heb ik mee naar de markt geweest (inf. 03571) vertaling: Met jan ben ik mee naar de markt geweest
komt voor: n
322 (y06k) Ik heb al de eerste drie sommen gemaakt. De welke heb jij gemaakt? (inf. 03571) vertaling: Ik heb de eerste drie sommen al gemaaakt, welke heb jij gemaakt?
322 (y06k) Ik heb al de eerste drie sommen gemaakt. De welke heb jij gemaakt? (inf. 03517) komt voor: n
322 (y06k) Ik heb al de eerste drie sommen gemaakt. De welke heb jij gemaakt? (inf. 02911) komt voor: n
323 (y06l) De watvoore/waffere heb jij al weggebracht? (inf. 02911) komt voor: n
323 (y06l) De watvoore/waffere heb jij al weggebracht? (inf. 03571) komt voor: n
323 (y06l) De watvoore/waffere heb jij al weggebracht? (inf. 03517) komt voor: n
324 (y06m) De zulke zou ik niet durven opeten (inf. 03517) komt voor: n
324 (y06m) De zulke zou ik niet durven opeten (inf. 02911) komt voor: n
324 (y06m) De zulke zou ik niet durven opeten (inf. 03571) vertaling: Zulke zou ik niet durven opeten
325 (y06n) De die zou ik niet durven opeten (inf. 02911) komt voor: n
325 (y06n) De die zou ik niet durven opeten (inf. 03571) vertaling: Die zou ik niet durven opeten
325 (y06n) De die zou ik niet durven opeten (inf. 03517) komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jan na de markt weest heb
komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jan na de markt weest is
komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jan na de markt weest heb
komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jan na de markt weest is
komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 03571) vertaling: Ik weet dat jan naar de markt gewaert is
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jan na de markt weest is
komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat jan na de markt weest heb
komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 03517) komt voor: n
330 (y07a) Lopentere kwam ik hem tegen (inf. 02911) komt voor: n
330 (y07a) Lopentere kwam ik hem tegen (inf. 03571) komt voor: n
330 (y07a) Lopentere kwam ik hem tegen (inf. 03517) komt voor: n
331 (y07b) Ik heb heel wat lopen gedaan (inf. 03571) komt voor: n
331 (y07b) Ik heb heel wat lopen gedaan (inf. 03517) komt voor: n
331 (y07b) Ik heb heel wat lopen gedaan (inf. 02911) komt voor: n
332 (y07c) Ik word nu moe, dat ik hou er maar mee op (inf. 02911) vertaling: Ik wor nou loof, dat ik hou er maar mee op
komt voor: j
332 (y07c) Ik word nu moe, dat ik hou er maar mee op (inf. 03571) komt voor: n
332 (y07c) Ik word nu moe, dat ik hou er maar mee op (inf. 03517) vertaling: Ik wor nou loof dat ik ou r maar mee op
komt voor: j
332 (y07c) Ik word nu moe, dat ik hou er maar mee op (inf. 02911) vertaling: Ik wor nou loof, dat ik hou er maar mee op
komt voor: j
332 (y07c) Ik word nu moe, dat ik hou er maar mee op (inf. 03517) vertaling: Ik wor nou loof dat ik ou r maar mee op
komt voor: j
333 (y07d) Hij deed zich voor dat hij net uit zijn bed kwam (inf. 03517) komt voor: n
333 (y07d) Hij deed zich voor dat hij net uit zijn bed kwam (inf. 02911) komt voor: n
333 (y07d) Hij deed zich voor dat hij net uit zijn bed kwam (inf. 03571) komt voor: n
334 (y07e) De schilder is hier geweest te schilderen (inf. 03571) komt voor: n
334 (y07e) De schilder is hier geweest te schilderen (inf. 03517) komt voor: n
334 (y07e) De schilder is hier geweest te schilderen (inf. 02911) vertaling: Hij is hier te skilderen weest
335 (y07f) Ga je naar huis denk? (inf. 02911) vertaling: Je gane na huis denk
komt voor: j
335 (y07f) Ga je naar huis denk? (inf. 02911) vertaling: Je gane na huis denk
komt voor: j
335 (y07f) Ga je naar huis denk? (inf. 03571) komt voor: n
335 (y07f) Ga je naar huis denk? (inf. 03517) komt voor: n
336 (y08a) In die tijd leefde ik erop los (inf. 03517) vertaling: In die tied leefde 'k maar 'n end ien
336 (y08a) In die tijd leefde ik erop los (inf. 02911) vertaling: In die taid leefde ik 'r los
337 (y08b) Vroeger leefde hij als een beest (inf. 02911) vertaling: Vroeger leefdenie as een beist
337 (y08b) Vroeger leefde hij als een beest (inf. 03517) vertaling: vroeger leefde ie as 'n beest
338 (y08c) Daar leefden wij als god in Frankrijk (inf. 03517) vertaling: Deer leefde we as God in Frankrijk
338 (y08c) Daar leefden wij als god in Frankrijk (inf. 02911) vertaling: Deer leefde we as God in Frankroik
339 (y08d) Niemand mag het zien, dus ik vind dat jij het ook niet mag zien (inf. 03517) vertaling: Gin mins mag 't zien, dat ik vind dat jij 't ok niet zien magge
339 (y08d) Niemand mag het zien, dus ik vind dat jij het ook niet mag zien (inf. 02911) vertaling: Geeneen mag 't zien, dus ik vind dat jij het ok niet zien mag(ge)
340 (y08e) Het gebeurde toen je wegging (inf. 02911) vertaling: 't Beurde net dat jij wegginge
340 (y08e) Het gebeurde toen je wegging (inf. 03517) vertaling: t gebeurde toe je wegginge
341 (y08f) Ik weet waar je geboren bent (inf. 03517) vertaling: ik weet weer je geboren binne
341 (y08f) Ik weet waar je geboren bent (inf. 02911) vertaling: Ik weet waar je gebore ben
342 (y08g) Nu je klaar bent, mag je gaan (inf. 03517) vertaling: Nou dat je klaar binne ke je wel gaan
342 (y08g) Nu je klaar bent, mag je gaan (inf. 02911) vertaling: Nou je klaar ben(ne) mag je vort gaan
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna niet meer helpe kent
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna niet meer helpe kent
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna niet meer helpe kent
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 03571) vertaling:
opm.: IPP: n.v.t.
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna geen meer helpe kent
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna geen meer helpe kent
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna geen meer helpe kent
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 03517) vertaling: deurdat Merie overleden was, et er man A niet meer hellepe kennen
opm.: Twijfelgeval IPP (part.=inf.)
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna niet meer helpe kenne
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna niet meer helpe kenne
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 02911) vertaling: omdat M dood was hep d'r man Anna niet meer helpe kenne
346 (y09) Ik weet dat hij (is) (gaan) (zwemmen) (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat ie te zwemmen gaan is
346 (y09) Ik weet dat hij (is) (gaan) (zwemmen) (inf. 03517) vertaling: k weet dat ie te zwemmen is gegaan
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 03517) komt voor: n
348 (y09b) Ik weet dat hij is zwemmen gaan (inf. 02911) komt voor: n
348 (y09b) Ik weet dat hij is zwemmen gaan (inf. 03571) komt voor: n
348 (y09b) Ik weet dat hij is zwemmen gaan (inf. 03517) komt voor: n
349 (y09c) Ik weet dat hij gaan is zwemmen (inf. 02911) komt voor: n
349 (y09c) Ik weet dat hij gaan is zwemmen (inf. 03571) komt voor: n
349 (y09c) Ik weet dat hij gaan is zwemmen (inf. 03517) komt voor: n
350 (y09d) Ik weet dat hij gaan zwemmen is (inf. 02911) komt voor: n
350 (y09d) Ik weet dat hij gaan zwemmen is (inf. 03571) komt voor: n
350 (y09d) Ik weet dat hij gaan zwemmen is (inf. 03517) komt voor: n
351 (y09e) Ik weet dat hij zwemmen is gaan (inf. 02911) komt voor: n
351 (y09e) Ik weet dat hij zwemmen is gaan (inf. 03571) komt voor: n
351 (y09e) Ik weet dat hij zwemmen is gaan (inf. 03517) komt voor: n
352 (y09f) Ik weet dat hij zwemmen gaan is (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
352 (y09f) Ik weet dat hij zwemmen gaan is (inf. 03571) komt voor: n
352 (y09f) Ik weet dat hij zwemmen gaan is (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 3
352 (y09f) Ik weet dat hij zwemmen gaan is (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
352 (y09f) Ik weet dat hij zwemmen gaan is (inf. 03517) komt voor: n
gebr.: 3
000 (y09opm) (inf. 02911) opm. inf.:
opm.: In geval f ook: dat hij te zwemmen gaan is
353 (y10a) Persoon A vraagt: Wil je nog koffie, Jan? Jan antwoordt: Ja'k (inf. 03517) komt voor: n
353 (y10a) Persoon A vraagt: Wil je nog koffie, Jan? Jan antwoordt: Ja'k (inf. 03571) komt voor: n
353 (y10a) Persoon A vraagt: Wil je nog koffie, Jan? Jan antwoordt: Ja'k (inf. 02911) komt voor: n
354 (y10b) Gaat ze dansen? Jase (inf. 03517) komt voor: n
354 (y10b) Gaat ze dansen? Jase (inf. 03571) komt voor: n
354 (y10b) Gaat ze dansen? Jase (inf. 02911) komt voor: n
355 (y10c) Persoon A vraagt: Hebben ze gegeten? Persoon B antwoordt: Jaanze (inf. 02911) komt voor: n
355 (y10c) Persoon A vraagt: Hebben ze gegeten? Persoon B antwoordt: Jaanze (inf. 03517) komt voor: n
355 (y10c) Persoon A vraagt: Hebben ze gegeten? Persoon B antwoordt: Jaanze (inf. 03571) komt voor: n
356 (y10d) Is het huis te koop? Jaa't (inf. 03517) komt voor: n
356 (y10d) Is het huis te koop? Jaa't (inf. 03571) komt voor: n
356 (y10d) Is het huis te koop? Jaa't (inf. 02911) komt voor: n
357 (y10e) A: Er komt morgen iemand langs. B: Wie dat? (inf. 03517) vertaling: wie dat
komt voor: j
357 (y10e) A: Er komt morgen iemand langs. B: Wie dat? (inf. 03571) komt voor: n
357 (y10e) A: Er komt morgen iemand langs. B: Wie dat? (inf. 03517) vertaling: wie dat
komt voor: j
357 (y10e) A: Er komt morgen iemand langs. B: Wie dat? (inf. 02911) komt voor: n
359 (y11a) Met zulk weer je kunt niet veel doen (inf. 03571) vertaling: Met zulk weer kunt je niet veel doen
komt voor: n
opm.: dav
359 (y11a) Met zulk weer je kunt niet veel doen (inf. 03517) komt voor: n
359 (y11a) Met zulk weer je kunt niet veel doen (inf. 03571) vertaling: Met zulk weer kunt je niet veel doen
komt voor: n
opm.: dav
360 (y11b) Als het kermis is de mensen komen buiten (inf. 03517) komt voor: n
360 (y11b) Als het kermis is de mensen komen buiten (inf. 03571) komt voor: n
361 (y11c) Ik wil hem nooit meer zien want hij mij bedrogen heeft (inf. 03571) komt voor: n
361 (y11c) Ik wil hem nooit meer zien want hij mij bedrogen heeft (inf. 03517) komt voor: n
362 (y11d) Ik wil hem nooit meer zien omdat hij heeft mij bedrogen (inf. 03517) komt voor: n
362 (y11d) Ik wil hem nooit meer zien omdat hij heeft mij bedrogen (inf. 03571) komt voor: n
363 (y11e) Jij gaat naar het voetbal kijken met ik (inf. 03517) komt voor: n
363 (y11e) Jij gaat naar het voetbal kijken met ik (inf. 03571) komt voor: n
365 (y11f) Hem is dood (inf. 03571) komt voor: n
365 (y11f) Hem is dood (inf. 03517) komt voor: n
364 (y11g) Is hem dood? (inf. 03517) komt voor: n
364 (y11g) Is hem dood? (inf. 03571) komt voor: n
366 (y11h) Haar is ziek (inf. 03517) komt voor: n
366 (y11h) Haar is ziek (inf. 03571) komt voor: n
367 (y11i) Is haar ziek? (inf. 03571) komt voor: n
367 (y11i) Is haar ziek? (inf. 03517) komt voor: n
368 (y11j) Met hij/hem te werken moest zij de hele dag thuis blijven (inf. 03517) komt voor: n
368 (y11j) Met hij/hem te werken moest zij de hele dag thuis blijven (inf. 03571) komt voor: n
369 (y11k) Met het te sneeuwen konden we de stad niet uit (inf. 03517) komt voor: n
369 (y11k) Met het te sneeuwen konden we de stad niet uit (inf. 03571) komt voor: n
370 (z01a) Dat is de man die ze geroepen hebben (inf. 02911) fragment: die (1)
370 (z01a) Dat is de man die ze geroepen hebben (inf. 03571) fragment: die (1)
370 (z01a) Dat is de man die ze geroepen hebben (inf. 03517) fragment: die (1)
371 (z01b) Dat is de man die het verhaal heeft verteld (inf. 02911) fragment: die (1)
371 (z01b) Dat is de man die het verhaal heeft verteld (inf. 03571) fragment: die (1)
371 (z01b) Dat is de man die het verhaal heeft verteld (inf. 03517) fragment: die (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03517) komt voor: n
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 02911) fragment: dat hij (2)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03571) fragment: dat hij (2)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 02911) fragment: waarvan (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03571) fragment: waarvan (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 02911) fragment: waarvan (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 02911) fragment: dat hij (2)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03571) fragment: waarvan (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03571) fragment: dat hij (2)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03571) fragment: aan wie (1)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 02911) fragment: waarvan (1)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 02911) fragment: dat ie (2)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03571) fragment: aan wie (1)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03571) fragment: dat (2)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03517) komt voor: n
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 02911) fragment: dat ie (2)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03571) fragment: dat (2)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 02911) fragment: waarvan (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: waar (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: waar (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: daar (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: daar (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: daar (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: waarmee ik gesproken (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: waarmee ik gesproken (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 03571) fragment: waarmee (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: waarmee ik gesproken (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 03517) fragment: waar (1)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 02911) fragment: waar (1)
375 (z01f) De mannen met ... ik gesproken heb zitten daar (inf. 03571) fragment: wie (1)
375 (z01f) De mannen met ... ik gesproken heb zitten daar (inf. 03517) fragment: wie (1)
375 (z01f) De mannen met ... ik gesproken heb zitten daar (inf. 02911) fragment: wie (1)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 03571) fragment: waar (1)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 02911) fragment: waar (1)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 02911) fragment: (2)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 03571) fragment: waar (1)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 03571) fragment: (2)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 02911) fragment: (2)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 03517) komt voor: n
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 03571) fragment: (2)
376 (z01g) De mannen ... mee ik gesproken heb zitten daar (inf. 02911) fragment: waar (1)
377 (z01h) Dat is een huis ... ik wel zou willen hebben (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
377 (z01h) Dat is een huis ... ik wel zou willen hebben (inf. 03571) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
377 (z01h) Dat is een huis ... ik wel zou willen hebben (inf. 03517) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
379 (z01i) Daar loopt de lerares ... het gedaan heeft (inf. 03571) fragment: die (1)
379 (z01i) Daar loopt de lerares ... het gedaan heeft (inf. 03517) fragment: die (1)
379 (z01i) Daar loopt de lerares ... het gedaan heeft (inf. 02911) fragment: die (1)
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 02911) fragment: wat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 03571) fragment: dat (1)
opm.: Twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 02911) fragment: dat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 03517) fragment: wat (1)
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 02911) fragment: wat (1)
opm.: twijfelgeval tussen D-woord en voegwoord
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 02911) fragment: wie (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 03517) fragment: die (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 02911) fragment: wie (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 02911) fragment: die (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 03517) fragment: wie (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 03571) fragment: wie (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 02911) fragment: die (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 03517) fragment: wie (1)
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 03517) fragment: die (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 03571) fragment: van wie de (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 02911) fragment: wie d'r (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 03517) fragment: die d'r (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 02911) fragment: die d'r (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 02911) fragment: die d'r (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 02911) fragment: wie d'r (1)
384 (z02a) Piet denkt dat Jan en Marie op niemand niet boos zijn (inf. 02911) vertaling:
opm.: 'zin onbekend'
384 (z02a) Piet denkt dat Jan en Marie op niemand niet boos zijn (inf. 03571) betekenis: geen negative concord
384 (z02a) Piet denkt dat Jan en Marie op niemand niet boos zijn (inf. 03517) vertaling: p denkt dat J en m op gien mins boos binne
betekenis: negative concord
384 (z02a) Piet denkt dat Jan en Marie op niemand niet boos zijn (inf. 03517) vertaling: p denkt dat J en m op gien mins boos binne
betekenis: negative concord
385 (z02b) Wim denkt dat we nooit niemand een prijs geven (inf. 03517) vertaling: W denkt datte we nooit een prijs geve
385 (z02b) Wim denkt dat we nooit niemand een prijs geven (inf. 03571) betekenis: geen negative concord
386 (z02c) Het is waar dat ze mogen niet met Marie praten (inf. 03571) betekenis: negatie > modaal
386 (z02c) Het is waar dat ze mogen niet met Marie praten (inf. 03517) vertaling: 't is waar datte ze niet met merie prate magge
betekenis: negatie > modaal
386 (z02c) Het is waar dat ze mogen niet met Marie praten (inf. 03517) vertaling: 't is waar datte ze niet met merie prate magge
betekenis: negatie > modaal
389 (z03a) A: Waar groeit het geld aan de bomen? B: Nergens niet (inf. 02911) vertaling: nerges
389 (z03a) A: Waar groeit het geld aan de bomen? B: Nergens niet (inf. 03517) vertaling: nerreges
389 (z03a) A: Waar groeit het geld aan de bomen? B: Nergens niet (inf. 03571) vertaling: nergens
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 02911) vertaling: gien mens
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 03571) vertaling: niemand
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 02911) vertaling: gien mens
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 02911) vertaling: neimand
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 02911) vertaling: neimand
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 03517) vertaling: gien mins
387 (z03c) Persoon A vraagt: Wanneer zal de wereldvrede komen? Persoon B antwoordt: Nooit niet (inf. 03517) vertaling: nooit
387 (z03c) Persoon A vraagt: Wanneer zal de wereldvrede komen? Persoon B antwoordt: Nooit niet (inf. 03571) vertaling: nooit
387 (z03c) Persoon A vraagt: Wanneer zal de wereldvrede komen? Persoon B antwoordt: Nooit niet (inf. 02911) vertaling: nooit
390 (z03d) A: Wat is rond en vierkant tegelijk? B: Niets niet (inf. 02911) vertaling: niks
390 (z03d) A: Wat is rond en vierkant tegelijk? B: Niets niet (inf. 03517) vertaling: niks
390 (z03d) A: Wat is rond en vierkant tegelijk? B: Niets niet (inf. 03571) vertaling: niets
391 (z03e) A: Welke koeien heeft hij gemolken? B: Geen enkele niet (inf. 03571) vertaling: geen
391 (z03e) A: Welke koeien heeft hij gemolken? B: Geen enkele niet (inf. 02911) vertaling: geeneen
391 (z03e) A: Welke koeien heeft hij gemolken? B: Geen enkele niet (inf. 03517) vertaling: gien ien
000 (z03opm) (inf. 02911) opm. inf.:
opm.: 'De dubbele ontkenning 'nooit geen' wordt vaak gebruikt: 'ik heb nooit geen vakantie', 'er komt nooit geen vrede' '
392 (z04a) Zeg hem niet dat ik naar buiten ben geweest! (inf. 02911) vertaling: Zeg niet tegen 'm dat ik naar buiten ben (ge)weest!
392 (z04a) Zeg hem niet dat ik naar buiten ben geweest! (inf. 03517) vertaling: Zeg hem niet dat ik buten weest bin
393 (z04b) Niet vertellen dat je een cadeau voor hem hebt gekocht, hoor! (inf. 02911) vertaling: Niet vertellen dat je 'n cadeau voor 'm (ge)kocht hep, hoor!
393 (z04b) Niet vertellen dat je een cadeau voor hem hebt gekocht, hoor! (inf. 03517) vertaling: niet zegge dat je een kedo veur 'm kocht ewe oor
394 (z04c) Weet je niet dat hij gevallen is? (inf. 02911) vertaling: Weet je niet dat ie (ge)vallen is?
394 (z04c) Weet je niet dat hij gevallen is? (inf. 03517) vertaling: Weet je niet dat ie vallen is
399 (z05a) Wendy probeerde om niemand pijn te doen (inf. 02911) vertaling: Wendy probeerde niemand pijn te doen
399 (z05a) Wendy probeerde om niemand pijn te doen (inf. 02911) vertaling: Wendy probeerde niemand pijn te doen
399 (z05a) Wendy probeerde om niemand pijn te doen (inf. 02911) vertaling: Wendy probeerde geen mens pijn te doen
399 (z05a) Wendy probeerde om niemand pijn te doen (inf. 02911) vertaling: Wendy probeerde geen mens pijn te doen
399 (z05a) Wendy probeerde om niemand pijn te doen (inf. 03517) vertaling: Wperbeerde om gien mens zeer tedoen
397 (z05b) 't Schijnt dat ze niets mag eten (inf. 03517) vertaling: 't schijnt datte ze niks ete magge
397 (z05b) 't Schijnt dat ze niets mag eten (inf. 02911) vertaling: 't Lijkt wel of ze niks ete mag
398 (z05c) Ze schijnt niets te mogen eten (inf. 02911) vertaling: 't Lijkt wel of ze niks ete mag
398 (z05c) Ze schijnt niets te mogen eten (inf. 03517) vertaling: Ze skijnt niks ete te magge
399a (z05d) Ze proberen al de hele dag om elkaar op te bellen (inf. 02911) vertaling: Ze prebere al de hele dag om mekaar te belle
399a (z05d) Ze proberen al de hele dag om elkaar op te bellen (inf. 03517) vertaling: Ze perbere de ele dag al mekaar op te bellen
400 (z05e) Het belooft weer een mooie dag te worden (inf. 03517) vertaling: 't belooft weer 'n mooie dag te worren
400 (z05e) Het belooft weer een mooie dag te worden (inf. 02911) vertaling: Het belooft weer 'n mooie dag te worre
401 (z05f) 't Is misschien beter om nog even te wachten (inf. 02911) vertaling: 't is meskien beter om nog effies te wachten
401 (z05f) 't Is misschien beter om nog even te wachten (inf. 03517) vertaling: 't is misschien beter om nag effe te wachten
402 (z05g) We hadden 't geluk om hem direct terug te vinden (inf. 02911) vertaling: We hadde 't geluk om 'm direkt terug te vinde
402 (z05g) We hadden 't geluk om hem direct terug te vinden (inf. 03517) vertaling: we 'addenet geluk datte w' em metien terug vonde
404 (z06a) Als de kippen een valk zien, zijn ze bang (inf. 02911) vertaling: as de kippe 'n valk zien, worre ze bang
404 (z06a) Als de kippen een valk zien, zijn ze bang (inf. 03517) vertaling: as de kippen 'n valk zien binne ze bange
405 (z06b) Als we de aardappelen niet kunnen verkopen, zitten we in de problemen (inf. 02911) vertaling: As we de piepers niet verkope kunne, zitte we in de pr.
405 (z06b) Als we de aardappelen niet kunnen verkopen, zitten we in de problemen (inf. 03517) vertaling: Azze we de eerappele niet verkope kenne zitte we d'r mooi mee
406 (z06c) Als jullie hem niet meenemen word ik kwaad (inf. 02911) vertaling: As jullie 'm niet meeneme wor ik kwaad
406 (z06c) Als jullie hem niet meenemen word ik kwaad (inf. 03517) vertaling: as jullie 'm niet meeneme wor ik kwaad
407 (z06d) Hij wist he(n)t (inf. 02911) vertaling: Hai wist 't
407 (z06d) Hij wist he(n)t (inf. 03517) vertaling: IJ wist 't
408 (z06e) Op dit feest wordt er veel gedanst (inf. 02911) vertaling: Met dit feest danse ze veel
408 (z06e) Op dit feest wordt er veel gedanst (inf. 03517) vertaling: Op dut feest wordt er veul danst
409 (z06f) Nu wordt er alleen nog maar brood verkocht in die winkel (inf. 02911) vertaling: Nou verkope ze alleen nog maar brood in die winkel
409 (z06f) Nu wordt er alleen nog maar brood verkocht in die winkel (inf. 03517) vertaling: Nou wordt er allien nog maar brood verkocht in die winkel
410 (z06g) Als hij met de fiets komt, zal hij wel laat zijn (inf. 02911) vertaling: As ie met de fiets komt, zal ie wel laat weze
410 (z06g) Als hij met de fiets komt, zal hij wel laat zijn (inf. 03517) vertaling: as ie op de fiets komt zal ie wel laat weze
412a (z06h) Als je tijd hebt, kom dan eens een keertje langs (inf. 02911) vertaling: As je tijd hep, kom dan es 'n keertje an
412a (z06h) Als je tijd hebt, kom dan eens een keertje langs (inf. 03517) vertaling: As je tied ewe, kom den d'r us een keerthe langs
413a (z06i) Als ik rijk ben, koop ik een dure auto (inf. 03517) vertaling: As 'k riek bin, den koop ik 'n dure auto
413a (z06i) Als ik rijk ben, koop ik een dure auto (inf. 02911) vertaling: As ie rijk ben koop ik 'n dure auto
881 (z07(i)) Ik weet dat (ge)(je) 't (gij)(jij) gedaan hebt (inf. 03571) komt voor: n
881 (z07(i)) Ik weet dat (ge)(je) 't (gij)(jij) gedaan hebt (inf. 02911) komt voor: n
417 (z07(ii)a) Misschien ga'k 'et (e)(k)ik wel krijgen (inf. 02911) komt voor: n
417 (z07(ii)a) Misschien ga'k 'et (e)(k)ik wel krijgen (inf. 03571) komt voor: n
417 (z07(ii)a) Misschien ga'k 'et (e)(k)ik wel krijgen (inf. 03517) komt voor: n
418 (z07(ii)b) Durfder gij op duwen? (inf. 03571) komt voor: n
418 (z07(ii)b) Durfder gij op duwen? (inf. 03517) komt voor: n
418 (z07(ii)b) Durfder gij op duwen? (inf. 02911) komt voor: n
419 (z07(ii)c) Durfdeme gij uitnodigen? (inf. 02911) komt voor: n
419 (z07(ii)c) Durfdeme gij uitnodigen? (inf. 03571) komt voor: n
419 (z07(ii)c) Durfdeme gij uitnodigen? (inf. 03517) komt voor: n
420 (z07(ii)d) Durfdeze gij uitnodigen? (inf. 02911) komt voor: n
420 (z07(ii)d) Durfdeze gij uitnodigen? (inf. 03571) komt voor: n
420 (z07(ii)d) Durfdeze gij uitnodigen? (inf. 03517) komt voor: n
421 (z07(ii)e) Is hij Pol hier geweest? (inf. 03571) komt voor: n
421 (z07(ii)e) Is hij Pol hier geweest? (inf. 03517) komt voor: n
421 (z07(ii)e) Is hij Pol hier geweest? (inf. 02911) komt voor: n
422 (z07(ii)f) Hoe heeft hij Pol dat opgelost? (inf. 02911) komt voor: n
422 (z07(ii)f) Hoe heeft hij Pol dat opgelost? (inf. 03571) komt voor: n
422 (z07(ii)f) Hoe heeft hij Pol dat opgelost? (inf. 03517) komt voor: n
423 (z07(ii)g) Heb je me jij die brief opgestuurd? (inf. 02911) komt voor: n
423 (z07(ii)g) Heb je me jij die brief opgestuurd? (inf. 03571) komt voor: n
423 (z07(ii)g) Heb je me jij die brief opgestuurd? (inf. 03517) komt voor: n
424 (z07(ii)h) Ik heb hem het gegeven (inf. 03571) komt voor: n
424 (z07(ii)h) Ik heb hem het gegeven (inf. 03517) komt voor: n
424 (z07(ii)h) Ik heb hem het gegeven (inf. 02911) komt voor: n
425 (z07(ii)i) Ze leeft zij op water en brood deze week (inf. 02911) komt voor: n
425 (z07(ii)i) Ze leeft zij op water en brood deze week (inf. 03571) komt voor: n
425 (z07(ii)i) Ze leeft zij op water en brood deze week (inf. 03517) komt voor: n
431 (z08) Marie heeft gezegd dat jij (een liedje) (hebt) (geprobeerd) (te zingen) (inf. 03517) vertaling: Mer et zeid dat jij prebeerd ewe 'n liedje te zinge
431 (z08) Marie heeft gezegd dat jij (een liedje) (hebt) (geprobeerd) (te zingen) (inf. 03517) vertaling: Marie te zeid dat je perbeerd ewe 'n leidje te zingen
431 (z08) Marie heeft gezegd dat jij (een liedje) (hebt) (geprobeerd) (te zingen) (inf. 03517) vertaling: Mer et zeid dat jij prebeerd ewe 'n liedje te zinge
431 (z08) Marie heeft gezegd dat jij (een liedje) (hebt) (geprobeerd) (te zingen) (inf. 02911) vertaling: ... dat jij geprobeerd hep 'n liedje te zinge
komt voor: n
431 (z08) Marie heeft gezegd dat jij (een liedje) (hebt) (geprobeerd) (te zingen) (inf. 02911) vertaling: ... dat jij geprobeerd hep 'n liedje te zinge
komt voor: n
431 (z08) Marie heeft gezegd dat jij (een liedje) (hebt) (geprobeerd) (te zingen) (inf. 03517) vertaling: Marie te zeid dat je perbeerd ewe 'n leidje te zingen
549 (z08(v)) Marie heeft gezegd dat jij haar hebt geprobeerd een boek te geven (inf. 02911) vertaling: Marie hep gezeg dat jij geprobeerd hep 'r een boek te geven
549 (z08(v)) Marie heeft gezegd dat jij haar hebt geprobeerd een boek te geven (inf. 03517) vertaling: Mer et zeid dat jij prebeerd ewe d'r 'n boek te geven
543a (z08a) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt geprobeerd te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
543a (z08a) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt geprobeerd te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
543a (z08a) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt geprobeerd te zingen (inf. 03517) komt voor: n
543a (z08a) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt geprobeerd te zingen (inf. 02911) komt voor: n
546 (z08b) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd hebt te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
546 (z08b) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd hebt te zingen (inf. 03517) komt voor: n
546 (z08b) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd hebt te zingen (inf. 02911) komt voor: n
546 (z08b) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd hebt te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
537 (z08c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd te zingen hebt (inf. 03517) komt voor: n
537 (z08c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd te zingen hebt (inf. 02911) komt voor: n
537 (z08c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje geprobeerd te zingen hebt (inf. 03571) komt voor: n
604a (z08d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen geprobeerd (inf. 03571) komt voor: n
604a (z08d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen geprobeerd (inf. 03517) komt voor: n
604a (z08d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen geprobeerd (inf. 02911) komt voor: n
547 (z08e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen geprobeerd hebt (inf. 03517) komt voor: n
547 (z08e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen geprobeerd hebt (inf. 02911) komt voor: n
547 (z08e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen geprobeerd hebt (inf. 03571) komt voor: n
543 (z08f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt geprobeerd (inf. 03517) komt voor: n
543 (z08f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt geprobeerd (inf. 02911) komt voor: n
543 (z08f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt geprobeerd (inf. 03571) komt voor: n
535 (z08g) Marie heeft gezegd dat jij hebt geprobeerd een liedje te zingen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
535 (z08g) Marie heeft gezegd dat jij hebt geprobeerd een liedje te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
535 (z08g) Marie heeft gezegd dat jij hebt geprobeerd een liedje te zingen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
535 (z08g) Marie heeft gezegd dat jij hebt geprobeerd een liedje te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
535 (z08g) Marie heeft gezegd dat jij hebt geprobeerd een liedje te zingen (inf. 03517) komt voor: n
440 (z09a) Die van de stad, die hebben hier veel huizen gebouwd (inf. 03517) vertaling: Die van de stad die ewe ier veul uze bouwd
440 (z09a) Die van de stad, die hebben hier veel huizen gebouwd (inf. 02911) vertaling: Die van de stad hebben hier veel huizen (ge)bouwd
441 (z09b) Aan die nieuwe vaart, daar zie je geen mens meer (inf. 03517) vertaling: An die nieuw vaart deer zie je gien mins meer
441 (z09b) Aan die nieuwe vaart, daar zie je geen mens meer (inf. 02911) vertaling: Aan die nieuwe vaart zien je geen mens meer
442 (z09c) Gisteren die is Jan hier geweest (inf. 02911) vertaling: Gisteren is Jan hier (ge)weest
442 (z09c) Gisteren die is Jan hier geweest (inf. 02911) vertaling: Gisteren hep Jan hier (ge)weest
442 (z09c) Gisteren die is Jan hier geweest (inf. 02911) vertaling: Gisteren hep Jan hier (ge)weest
442 (z09c) Gisteren die is Jan hier geweest (inf. 02911) vertaling: Gisteren is Jan hier (ge)weest
442 (z09c) Gisteren die is Jan hier geweest (inf. 03571) vertaling: Gisteren is Jan hier geweest
442 (z09c) Gisteren die is Jan hier geweest (inf. 03517) vertaling: Guster is jan ier weest
443 (z09d) De dag dat Jan belde, was ik niet thuis (inf. 03517) vertaling: De dag dat J belde was ik niet tuus
443 (z09d) De dag dat Jan belde, was ik niet thuis (inf. 02911) vertaling: De dag dat J belde was ik niet thuis
444 (z09e) Jef, die zou ik nooit uitnodigen (inf. 03517) vertaling: J, die zou'k nooit varge
444 (z09e) Jef, die zou ik nooit uitnodigen (inf. 02911) vertaling: Jef zou ik nooit uitnodigen
445 (z09f) Marie, die zou zoiets nooit doen (inf. 02911) vertaling: Merie zou zuks nooit doen
445 (z09f) Marie, die zou zoiets nooit doen (inf. 03517) vertaling: Merie die zou zuks nooit doen
446 (z09g) Bert, die drinkt wel eens een glas te veel (inf. 03517) vertaling: B die drinkt wel d'r 's 'n glas te vel
446 (z09g) Bert, die drinkt wel eens een glas te veel (inf. 02911) vertaling: Bert, die drinkt wel ders 'n glas te veel
447 (z09h) Martha, die zou ik wel eens bij mij thuis willen uitnodigen (inf. 03517) vertaling: m sie zou k wel d'r 's bij me tuus vrage wille
447 (z09h) Martha, die zou ik wel eens bij mij thuis willen uitnodigen (inf. 02911) vertaling: Martha, die zou ik wel ders bij mij thuis uitnodigen willen
448 (z09i) Dat huis, dat zou ik nooit willen kopen (inf. 02911) vertaling: Dat huis, dat zou ik nooit kope wille
448 (z09i) Dat huis, dat zou ik nooit willen kopen (inf. 03517) vertaling: Dat uus dat zou k nooit kope wille
449 (z09j) Dat huis, dat staat daar al vijftig jaar (inf. 03517) vertaling: Dat uus dat staat deer al 50 jeer
449 (z09j) Dat huis, dat staat daar al vijftig jaar (inf. 02911) vertaling: Dat huis, dat staat daar al 50 jaar
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 4
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 03517) komt voor: j
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 4
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
452 (z10(i)b) Ze hebben naar de markt geweest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
452 (z10(i)b) Ze hebben naar de markt geweest (inf. 03571) komt voor: n
452 (z10(i)b) Ze hebben naar de markt geweest (inf. 03517) komt voor: n
452 (z10(i)b) Ze hebben naar de markt geweest (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 3
453 (z10(i)c) Ze zijn/hebben geweest naar de markt (inf. 03517) komt voor: n
453 (z10(i)c) Ze zijn/hebben geweest naar de markt (inf. 02911) komt voor: n
453 (z10(i)c) Ze zijn/hebben geweest naar de markt (inf. 03571) komt voor: n
454 (z10(i)d) Ze hebben geweest naar de markt (inf. 03571) komt voor: n
454 (z10(i)d) Ze hebben geweest naar de markt (inf. 03517) komt voor: n
454 (z10(i)d) Ze hebben geweest naar de markt (inf. 02911) komt voor: n
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 03517) komt voor: j
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
457 (z10(ii)b) Hij heeft zijn kinderen gezet op de tractor (inf. 02911) komt voor: n
457 (z10(ii)b) Hij heeft zijn kinderen gezet op de tractor (inf. 03517) komt voor: n
457 (z10(ii)b) Hij heeft zijn kinderen gezet op de tractor (inf. 03571) komt voor: n
458 (z10(ii)c) Hij heeft gezet zijn kinderen op de tractor (inf. 02911) komt voor: n
458 (z10(ii)c) Hij heeft gezet zijn kinderen op de tractor (inf. 03517) komt voor: n
458 (z10(ii)c) Hij heeft gezet zijn kinderen op de tractor (inf. 03571) komt voor: n
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 03517) komt voor: j
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
462 (z10(iii)b) Hij heeft zijn voorgevel geschilderd helemaal wit (inf. 03517) komt voor: n
462 (z10(iii)b) Hij heeft zijn voorgevel geschilderd helemaal wit (inf. 02911) komt voor: n
462 (z10(iii)b) Hij heeft zijn voorgevel geschilderd helemaal wit (inf. 03571) komt voor: n
464 (z10(iii)c) Hij heeft geschilderd zijn voorgevel helemaal wit (inf. 03517) komt voor: n
464 (z10(iii)c) Hij heeft geschilderd zijn voorgevel helemaal wit (inf. 02911) komt voor: n
464 (z10(iii)c) Hij heeft geschilderd zijn voorgevel helemaal wit (inf. 03571) komt voor: n
466 (z10(iv)a) Mijn vrouw kan dialect spreken (inf. 02911) komt voor: j
466 (z10(iv)a) Mijn vrouw kan dialect spreken (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
466 (z10(iv)a) Mijn vrouw kan dialect spreken (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
466 (z10(iv)a) Mijn vrouw kan dialect spreken (inf. 03517) komt voor: j
467 (z10(iv)b) Mijn vrouw kan spreken dialect (inf. 03517) komt voor: n
467 (z10(iv)b) Mijn vrouw kan spreken dialect (inf. 02911) komt voor: n
467 (z10(iv)b) Mijn vrouw kan spreken dialect (inf. 03571) komt voor: n
469 (z10(v)a) Gunther heeft Annemie naar huis gebracht (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
469 (z10(v)a) Gunther heeft Annemie naar huis gebracht (inf. 03517) komt voor: j
469 (z10(v)a) Gunther heeft Annemie naar huis gebracht (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
469 (z10(v)a) Gunther heeft Annemie naar huis gebracht (inf. 02911) komt voor: j
470 (z10(v)b) Gunther heeft Annemie gebracht naar huis (inf. 02911) komt voor: n
470 (z10(v)b) Gunther heeft Annemie gebracht naar huis (inf. 03517) komt voor: n
470 (z10(v)b) Gunther heeft Annemie gebracht naar huis (inf. 03571) komt voor: n
471 (z10(v)c) Gunther heeft gebracht Annemie naar huis (inf. 03517) komt voor: n
471 (z10(v)c) Gunther heeft gebracht Annemie naar huis (inf. 02911) komt voor: n
472 (z11a) En heeft Gunther gebeld? (inf. 03517) vertaling: Et G beld?
472 (z11a) En heeft Gunther gebeld? (inf. 02911) vertaling: Hep G. gebeld?
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Pas op!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Hep erg!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Hep erg!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Hep erg!
473 (z11b) En pas op! (inf. 03517) vertaling: Kiek uut
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Koik uit!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Koik uit!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Koik uit!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Pas op!
473 (z11b) En pas op! (inf. 02911) vertaling: Pas op!
474 (z11c) 't En was maar net goed genoeg (inf. 02911) vertaling: 't Was maar net goed genoeg
474 (z11c) 't En was maar net goed genoeg (inf. 03571) vertaling: 't Was maar net goed genoeg
474 (z11c) 't En was maar net goed genoeg (inf. 03517) vertaling: 't was amper genoeg
475 (z11d) Marjo heeft nu meer koeien dan ze vroeger en had (inf. 03517) vertaling: M et nou meer koeie as vroeger
475 (z11d) Marjo heeft nu meer koeien dan ze vroeger en had (inf. 02911) vertaling: Marjo hep nou meer koeie as vroeger
476 (z11e) Als Susanne en had kunnen komen dan had ze dat gedaan (inf. 03517) vertaling: As S komme ad den ad ze dat deen
476 (z11e) Als Susanne en had kunnen komen dan had ze dat gedaan (inf. 02911) vertaling: As s. kome kenne had, dan had ze 't wel gedaan
477 (z11f) Zij is de beste dokter die ik en ken (inf. 02911) vertaling: Zij is de beste dokter die ik ken
477 (z11f) Zij is de beste dokter die ik en ken (inf. 03517) vertaling: Ze is de beste dokter die ik ken
478 (z11g) Voor je iets en weggooit, moet je even bellen (inf. 03517) vertaling: Veur je wat weggooie moet je effe belle
478 (z11g) Voor je iets en weggooit, moet je even bellen (inf. 02911) vertaling: Voordat je wat weggooie moet je effies belle
479 (z11h) Hier is alles wat ik gekregen en heb (inf. 03517) vertaling: 'ier is alles wat k kregen ew
479 (z11h) Hier is alles wat ik gekregen en heb (inf. 02911) vertaling: Hier is alles wat ik kregen heb
480 (z11i) Jan en is te gierig om iets aan z'n kinderen te geven (inf. 02911) vertaling: Jan is te gierig om wat aan z'n kindere te geve
480 (z11i) Jan en is te gierig om iets aan z'n kinderen te geven (inf. 03517) vertaling: Jan is te gierig om wat aan z'n kindere te geve
481 (z11j) Alsof jij iets van voetballen en weet! (inf. 03517) vertaling: Asof jij wat van voetballe afwete
481 (z11j) Alsof jij iets van voetballen en weet! (inf. 02911) vertaling: Netof jij wat van voetballe weet!
482 (z11k) Dat boek leg neer! (inf. 03517) vertaling: Leg dat boek neer!
482 (z11k) Dat boek leg neer! (inf. 02911) vertaling: Legg dat boek neer
482 (z11k) Dat boek leg neer! (inf. 03571) vertaling: Leg neer dat boek!
483 (z11l) Als je echt niet kunt wachten, dan kom maar (inf. 02911) vertaling: As je echt niet wachte ken, kom dan maar
483 (z11l) Als je echt niet kunt wachten, dan kom maar (inf. 03517) vertaling: As je echt nniet wachte kenne, kom den maar
488 (z12a) Ik weet dat Jan de dokter had kunnen roepen (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat Jan de dokter roepe kennen had
488 (z12a) Ik weet dat Jan de dokter had kunnen roepen (inf. 03517) vertaling: Ik weet dat j de dokter roepe kenne ad
489 (z12b) Ik weet dat Jan de dokter kon geroepen hebben (inf. 02911) vertaling: Ik weet dat Jan de dokter roepe kennen had
489 (z12b) Ik weet dat Jan de dokter kon geroepen hebben (inf. 03517) vertaling: Ik weet dat j de dokter roepe ewe kon
490 (z12c) Hij zei dat ik het had moeten doen (inf. 03517) vertaling: IJ zei dat 'k 't doen moeten had
490 (z12c) Hij zei dat ik het had moeten doen (inf. 02911) vertaling: Hai zee dat ik 't doen moete had
491 (z12d) Hij zei dat ik het moest gedaan hebben (inf. 02911) vertaling: Hai zee dat ik 't doen moete had
491 (z12d) Hij zei dat ik het moest gedaan hebben (inf. 03517) vertaling: IJ zei dat 'k 't daan ewe most
492 (z12e) Hij is vorige week door dokter Mertens geopereerd (inf. 02911) vertaling: Dokter m hep 'm vorige week (ge)opereerd
492 (z12e) Hij is vorige week door dokter Mertens geopereerd (inf. 03517) vertaling: Ij is veurige week door dokter M operreerd
493 (z12f) Hij wordt morgen door dokter Mertens geopereerd (inf. 02911) vertaling: Dokter m zal 'm morge operere
493 (z12f) Hij wordt morgen door dokter Mertens geopereerd (inf. 03517) vertaling: IJ wordt morregen door dokter M operreerd
495 (z13a) Ik denk dat je veel weg zou moeten gooien/Ik denk dat je veel zou weg moeten gooien/Ik denk dat je veel zou moeten weg gooien (inf. 03517) vertaling: ik denk dat j veul weggooie zou moete
495 (z13a) Ik denk dat je veel weg zou moeten gooien/Ik denk dat je veel zou weg moeten gooien/Ik denk dat je veel zou moeten weg gooien (inf. 02911) vertaling: Ik denk dat je veel weggoooie zou moete
positie: 3
opm.: dav
495 (z13a) Ik denk dat je veel weg zou moeten gooien/Ik denk dat je veel zou weg moeten gooien/Ik denk dat je veel zou moeten weg gooien (inf. 02911) vertaling: Ik denk dat je veel weggoooie zou moete
positie: 3
opm.: dav
496 (z13b) Het is dom om zulke dure dingen (weg) te (weg) gooien (inf. 03517) vertaling: 't is stom van 'm om zukke dinge weg te gooien
496 (z13b) Het is dom om zulke dure dingen (weg) te (weg) gooien (inf. 02911) positie: 1
497 (z13c) Hij is alle kapotte spullen (weg) aan het (weg) gooien (inf. 02911) vertaling: hij is bezig alle kapotte spulle weg te gooien
497 (z13c) Hij is alle kapotte spullen (weg) aan het (weg) gooien (inf. 03517) vertaling: IJ is alle kapotte spullen an't weggooien
498 (z13d) Ik vind dat je vaker (de krant) zou (de krant) moeten (de krant) lezen (inf. 03517) vertaling: Ik vind dat je vaker de krant leze zouwe moete
498 (z13d) Ik vind dat je vaker (de krant) zou (de krant) moeten (de krant) lezen (inf. 02911) vertaling: ik vind dat je vaker de krant leze moete zou
positie: 1
498 (z13d) Ik vind dat je vaker (de krant) zou (de krant) moeten (de krant) lezen (inf. 02911) vertaling: ik vind dat je vaker de krant leze moete zou
positie: 1
499 (z13e) Het is dom om in het donker (de krant) te (de krant) lezen (inf. 02911) positie: 1
499 (z13e) Het is dom om in het donker (de krant) te (de krant) lezen (inf. 03517) vertaling: 't is stom om in 't donker de krant te lezen
500 (z13f) Hij is de hele dag (de krant) aan het (de krant) lezen (inf. 02911) vertaling: hij is de hele dag aan het kranten lezen
opm.: let op: alleen kranten (mv)
500 (z13f) Hij is de hele dag (de krant) aan het (de krant) lezen (inf. 02911) vertaling: hij is de hele dag kranten aan het lezen
opm.: let op: alleen kranten (mv)
500 (z13f) Hij is de hele dag (de krant) aan het (de krant) lezen (inf. 02911) vertaling: hij is de hele dag kranten aan het lezen
opm.: let op: alleen kranten (mv)
500 (z13f) Hij is de hele dag (de krant) aan het (de krant) lezen (inf. 02911) vertaling: hij is de hele dag aan het kranten lezen
opm.: let op: alleen kranten (mv)
500 (z13f) Hij is de hele dag (de krant) aan het (de krant) lezen (inf. 03517) vertaling: IJ is elke dag de krant an 't lezen
509 (z14a) Ze heeft dat probleem aan hem laten oplossen (inf. 02911) fragment: door (1)
512 (z15a) Zo'n ding een(e) heb ik nog nooit gezien! (inf. 03517) komt voor: n
512 (z15a) Zo'n ding een(e) heb ik nog nooit gezien! (inf. 02911) komt voor: n
512 (z15a) Zo'n ding een(e) heb ik nog nooit gezien! (inf. 03571) komt voor: n
513 (z15b) Zo een vrouw een(e) kun je maar beter niet tegenspreken (inf. 03571) komt voor: n
513 (z15b) Zo een vrouw een(e) kun je maar beter niet tegenspreken (inf. 03517) komt voor: n
513 (z15b) Zo een vrouw een(e) kun je maar beter niet tegenspreken (inf. 02911) komt voor: n
514 (z15c) Zo een mens een(e) heeft altijd wat om over te klagen (inf. 02911) komt voor: n
514 (z15c) Zo een mens een(e) heeft altijd wat om over te klagen (inf. 03571) komt voor: n
514 (z15c) Zo een mens een(e) heeft altijd wat om over te klagen (inf. 03517) komt voor: n
515 (z15d) Jij bent ook een rare een(e) (inf. 03517) komt voor: n
515 (z15d) Jij bent ook een rare een(e) (inf. 02911) komt voor: n
515 (z15d) Jij bent ook een rare een(e) (inf. 03571) komt voor: n
516 (z16a) Robert heeft ??n groene appel weggegeven, en nu heeft hij er nog twee rode (inf. 02911) vertaling: R hep een gr. appel weg(ge)geven en nou hep ie d'r nog twee
516 (z16a) Robert heeft ??n groene appel weggegeven, en nu heeft hij er nog twee rode (inf. 02911) vertaling: R hep een gr. appel weg(ge)geven en nou hep ie d'r nog twee
516 (z16a) Robert heeft ??n groene appel weggegeven, en nu heeft hij er nog twee rode (inf. 02911) vertaling: R hep een gr. appel weg(ge)geven en nou hep ie nog twee rooie
516 (z16a) Robert heeft ??n groene appel weggegeven, en nu heeft hij er nog twee rode (inf. 02911) vertaling: R hep een gr. appel weg(ge)geven en nou hep ie nog twee rooie
516 (z16a) Robert heeft ??n groene appel weggegeven, en nu heeft hij er nog twee rode (inf. 03517) vertaling: R et ien groene appel weggeven en nou et ie nog twee rooie
412 (z16b) Er waren veel mensen op het feest (inf. 03517) vertaling: Dr waxxe veul mensen op t feest
412 (z16b) Er waren veel mensen op het feest (inf. 02911) vertaling: D'r ware veel mense op 't feest
413 (z16c) Jammer dat ik gisteren niet kon komen. Waren er veel mensen op het feest? (inf. 02911) vertaling: Ware d'r veel mense op 't feest?
413 (z16c) Jammer dat ik gisteren niet kon komen. Waren er veel mensen op het feest? (inf. 03517) vertaling: Wazze dr veul mense op t feest?
520 (z16d) Wat voor boeken heb je gekocht? (inf. 03517) vertaling: Wat ij je feur boeke kocht?
520 (z16d) Wat voor boeken heb je gekocht? (inf. 02911) vertaling: wat voor boeke hep je (ge)kocht?
520 (z16d) Wat voor boeken heb je gekocht? (inf. 03517) vertaling: Wa feur boeke ij je kocht?
520 (z16d) Wat voor boeken heb je gekocht? (inf. 03517) vertaling: Wa feur boeke ij je kocht?
520 (z16d) Wat voor boeken heb je gekocht? (inf. 03517) vertaling: Wat ij je feur boeke kocht?
521 (z16e) Hij woont bij Marietje (inf. 03517) vertaling: IJ woont bij Merietje
521 (z16e) Hij woont bij Marietje (inf. 02911) vertaling: Hij woont bij M.
522 (z16f) Hij woont bij Wim (inf. 02911) vertaling: Hij woont bij W.
522 (z16f) Hij woont bij Wim (inf. 03517) vertaling: Ij woont bij W
523 (z16g) Loop even naar de bakker, Wim! (inf. 03517) vertaling: Loop effe naar de bakker, Wim
523 (z16g) Loop even naar de bakker, Wim! (inf. 02911) vertaling: gaan effies na de bakker, Wim!
524 (z16h) Wie heb je gezien? (inf. 03517) vertaling: Wie ij je zien?
524 (z16h) Wie heb je gezien? (inf. 02911) vertaling: Wie heb je (ge)zien
525 (z16i) Wie heeft jou gezien? (inf. 02911) vertaling: Wie hep jou (ge)zien
525 (z16i) Wie heeft jou gezien? (inf. 03517) vertaling: Wie et jou zien?
527 (z16j) Had ik dat geweten dan had ik het niet gedaan (inf. 03517) vertaling: As ' da t had weten den ad ik t niet deen
527 (z16j) Had ik dat geweten dan had ik het niet gedaan (inf. 02911) vertaling: Als ik dat (ge)weten had, dan had ik 't niet (ge)daan
528 (z16k) 't Zou beter zijn om nog even te wachten (inf. 03517) vertaling: 't zou beter wez om nog effies te wachte
528 (z16k) 't Zou beter zijn om nog even te wachten (inf. 02911) vertaling: 't Zou beter weze om nog effies te wachte
882 (z16l) Gelukkig had Jan de dokter gebeld en die was er al heel gauw (inf. 02911) vertaling: Gelukkig had Jan de dokter gebeld en die kwam al heel gauw
882 (z16l) Gelukkig had Jan de dokter gebeld en die was er al heel gauw (inf. 03517) vertaling: Gelukkig ad j de dokter beld en die ws r al heel gauw
883 (z16m) Loop nou toch door, vervelende jongens! (inf. 03517) vertaling: Skiet nau tach op rot jonges
883 (z16m) Loop nou toch door, vervelende jongens! (inf. 02911) vertaling: Loop nou toch door, vervelende jongen!
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 03517) komt voor: j
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 02911) komt voor: j
gebr.: 5
534 (z17b) Marie heeft gezegd dat jij hebt proberen een liedje te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
534 (z17b) Marie heeft gezegd dat jij hebt proberen een liedje te zingen (inf. 03517) komt voor: n
534 (z17b) Marie heeft gezegd dat jij hebt proberen een liedje te zingen (inf. 02911) komt voor: n
534 (z17b) Marie heeft gezegd dat jij hebt proberen een liedje te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
544 (z17c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt proberen te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
544 (z17c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt proberen te zingen (inf. 03517) komt voor: n
544 (z17c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt proberen te zingen (inf. 02911) komt voor: n
544 (z17c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt proberen te zingen (inf. 03571) komt voor: j
gebr.: 5
545 (z17d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen hebt te zingen (inf. 03571) komt voor: n
545 (z17d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen hebt te zingen (inf. 03517) komt voor: n
545 (z17d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen hebt te zingen (inf. 02911) komt voor: n
536 (z17e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen te zingen hebt (inf. 03517) komt voor: n
536 (z17e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen te zingen hebt (inf. 02911) komt voor: n
536 (z17e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen te zingen hebt (inf. 03571) komt voor: n
605a (z17f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen proberen (inf. 03517) komt voor: n
605a (z17f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen proberen (inf. 02911) komt voor: n
605a (z17f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen proberen (inf. 03571) komt voor: n
548 (z17g) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen proberen hebt (inf. 02911) komt voor: n
548 (z17g) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen proberen hebt (inf. 03571) komt voor: n
548 (z17g) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen proberen hebt (inf. 03517) komt voor: n
542 (z17h) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt proberen (inf. 03517) komt voor: n
542 (z17h) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt proberen (inf. 02911) komt voor: n
542 (z17h) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt proberen (inf. 03571) komt voor: n

interview mondelinge enquête

sprekertekstcommentaar 
geen interview gehouden in De Rijp

data telefonische enquête

zinsnr.testzininstructieantwoorden
geen data telefonische enquête in De Rijp